maandag 24 mei 2010

Minder auto's

Eerder heb ik al eens iets geschreven over De Lijn, de maatschappij die mij dagelijks naar het werk brengt. Dankzij De Lijn heb ik ongeveer drie jaar geleden mijn auto bedankt voor bewezen diensten. Eén auto voor de deur van ons huis volstaat. Ik heb het mij nog geen moment beklaagd, integendeel!

In De Tijd van zaterdag 22 mei las ik een interview met Kris Peeters, niet de minister, maar de Antwerpse mobiliteitsfilosoof die zopas een boek heeft gepubliceerd 'De file voorbij, afscheid van het automobilisme'. De titel in De Tijd was veelzeggend: 'We zijn gedoemd om onszelf kapot te rijden'. Zijn er teveel auto's ?

Kris Peeters heeft opgemerkt dat we een heel bizarre relatie hebben met onze auto's.
Waarom aanvaarden we 995 doden per jaar op onze wegen als collateral dammage, maar staat het hele land op z'n kop als er 18 doden vallen bij een treinramp zoals in Buizingen, minder dan elke week op de weg? (...)

De auto is onze eigen westerse versie van de heilige koe. Ondanks alles - files, milieuoverlast, verkeersdoden - blijven we hem als een godswonder vereren. We behandelen hem als een volwaardig gezinslid, met een wekelijkse wasbeurt, een eigen verwarmde kamer en zelfs - bij ongeveer een op de vijf chauffeurs - een koosnaampje. (...)

We moeten ons niet langer de vraag stellen: waar gaan we al onze auto's blijven kwijtraken? Maar: willen we wel zoveel auto's? Waartoe dienen die eigenlijk?
Auto's zijn niet zoiets als telefoons. Zolang slechts weinig mensen een telefoon hebben is het eigenlijk niet interessant om zelf een telefoon te hebben. Een telefoon wordt pas nuttig als vele mensen er een hebben, liefst bijna iedereen. Voor de auto geldt een andere wetmatigheid.
Auto's zijn paradoxaal genoeg het slachtoffer van hun eigen succes. Hoe meer auto's er zijn, hoe zwakker hun sterktes worden, en hoe sterker hun zwaktes. Onze mobiliteit, onze autonomie en onze tijdswinst nemen af. De vervuiling, de onveiligheid en de kosten nemen toe. Dat zal altijd zo zijn, dat is onvermijdelijk. En toch blijven we pogingen doen om het automobilisme te redden. Tegen beter weten in, desnoods. (...)

In Stockholm en Londen voerden ze het rekeningrijden in, in plaats van nieuwe wegen aan te leggen. Eerst was bijna iedereen radicaal tegen - nu zijn de meeste mensen helemaal mee. Het aantal auto's daalde, de lucht werd schoner, de ongevallen namen af, en de middenstand begon te floreren als nooit tevoren. Dié richting moeten we uit. Niet meer, maar mínder wegen.
Wow, moedig gesproken! Een prima aanzet om eens diep na te denken, er zijn blijkbaar mogelijkheden om onze mobiliteit anders te bekijken.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

zondag 23 mei 2010

Wat de dingen kosten

Het is natuurlijk geen toeval dat in De Standaard van zaterdag 22 mei een essay staat van Tony Judt (foto), een Britse historicus geboren in 1948. Omdat die man zinnige dingen weet te vertellen over de problemen in onze samenleving, wat de oorzaken zijn en hoe het voor de toekomst beter kan.

Het is iets wat ons vandaag sterk bezig houdt. We hebben het gevoel dat laatste crisissen niet zomaar een incident de parcours zijn, dat er iets structureels fout zit.
Er is iets grondig mis met onze manier van leven. Dertig jaar lang hebben we de jacht op materieel gewin als een deugd beschouwd. Het is het enige collectieve streefdoel dat we nog hebben. We weten wat de dingen kosten, maar we hebben geen idee meer wat ze waard zijn. We vragen ons niet langer af of een wet of een vonnis eerlijk, rechtvaardig of juist is; en of ze bijdragen tot een betere maatschappij of een betere wereld. Ooit waren dat de politieke vragen, ook al waren ze niet makkelijk te beantwoorden. We moeten die vragen opnieuw leren te stellen.
Het hedendaagse materialisme en egoïsme zitten niet ingebakken in de mens. Veel van wat vandaag vanzelfsprekend lijkt - de obsessie met het creëren van rijkdom, de cultus van privatiseringen en de privésector, de groeiende ongelijkheid - dateert uit de jaren 1980. Net als de retoriek waarmee die fenomenen gepaard gaan: de kritiekloze bewondering voor een onbegrensde vrije markt, de minachting voor de publieke sector en het waandenkbeeld van de onbeperkte groei. Zo kunnen we niet blijven doorgaan.
Voor Tony Judt is het erg belangrijk om terug een sterkere overheid te creëren, met aandacht voor het algemeen belang. Voor zo'n discours is het moeilijk vele aanhangers te vinden, ook al is de laatste twee jaren de overheid onmisbaar gebleken. Waarom is er die weerzin tegen de overheid? Hoeveel willen we, zelf en als samenleving, investeren in het algemeen belang?


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

zaterdag 22 mei 2010

Idealisme ?

Meer dan eens ervaren we dat de wereld niet is zoals we hem zouden wensen. Idealen uit onze jeugd zijn stuk gevallen of belachelijk gemaakt.

'Welcome in the real world' wordt ons dan gezegd. Door realisten, slimme mensen die met schijnbaar alle gemak hun idealen achter zich hebben gelaten, de wereld als het hen uitkomt nemen zoals hij is en verkondigen dat de geschiedenis geleerd heeft dat het naïef is te denken dat de mensen goed zijn.

We kennen de teleurstelling van de onbereikbaarheid van een aantal idealen. Maar moet dat dan betekenen dat we ze beter opgeven ? Is het realisme de uitweg ? Realisme in alle soorten: berusting, gelatenheid, cynisme, laksheid...

Het is een evolutie in elke mens : als jongere hebben we veel vertrouwen, in de wereld en in onszelf, en we ervaren onze mogelijkheden - ook om de wereld te verbeteren - als onbegrensd. Aan het begin van de volwassenheid slaat dat vertrouwen om, ongenuanceerd weliswaar: de begrensdheid en beperktheden van onszelf en de wereld zijn confronterend.

Stopt het dan ? Het is een vraag die doorheen heel de mensengeschiedenis gesteld is. Is idealisme naïef, enkel voor de jeugd en de dwazen ? Of is er ergens toch een reden te vinden om ook als volwassene, als normale intelligente persoon een idealist te blijven ? Mag het idealisme een plaats krijgen, ook bij de volwassenen ?

Susan Neiman antwoordt nadrukkelijk JA op deze vraag in haar boek Morele Helderheid - Goed en Kwaad in de 21ste eeuw. En als hoogleraar filosofie weet zij het ook te argumenteren. Een ganse reeks filosofen hebben hun tanden gezet in de kwestie, en Susan Neiman weet dat op een uitzonderlijk boeiende en bijna strijdlustige manier op papier te zetten.

De meest zinnige antwoorden komen volgens haar van de grote filosoof Kant, geboren in 1724 in Koningsbergen aan de Baltische zee.
In zijn visie is de weg naar volwassenheid niet alleen ontzagwekkend, maar vaak ook tragisch. Volwassenen bewandelen het smalle pad tussen hoop en wanhoop, en de erkenning dat dit met vallen en opstaan gebeurt, behoedt deze visie voor sentimentaliteit of kitsch. (Je bereikt niet altijd wat je wilt, en dat is cruciaal.) Het is juist zaak de idealen uit onze jeugd niet op te geven. Deze zijn nu evenmin naïef als ze toen waren; wat we moeten opgeven is het naïeve geloof dat ze volledig vervuld kunnen worden. De kloof die loopt tussen het zijn en het moeten is te diep om ooit volledig te worden overbrugd, maar waar we wel op kunnen hopen, is deze te versmallen. (...)
Leven tussen ideaal en werkelijkheid eist voortdurende eerlijkheid en moed, waarbij velen zullen falen.
Ik doe hier geweldig onrecht aan de genuanceerde uiteenzettingen in het boek, maar ik geniet dermate van de manier waarop Susan Neiman de cynici en sceptici genadeloos op hun zwaktes wijst dat ik er wel iets over moest schrijven.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

woensdag 19 mei 2010

Niet roofzuchtig en egoïstisch...

Het is een opluchting als ik in de krant nog eens hoopvol nieuws kan lezen.

We sukkelen van energiecrisis naar voedselcrisis, van bankencrisis naar eurocrisis. Ondertussen stapelen de schulden zich op en zeggen slimme mensen dat we moeten blijven consumeren. We willen behouden wat bestaat, maar dat kost handenvol (geleend) geld.

Zijn we goed bezig door koppig vast te houden aan de huidige manier waarop we de economie organiseren ?

De Tijd van zaterdag 15 mei gaf me weer wat perspectief. Ik las een lang interview met Jeremy Rifkin, een Amerikaans econoom en futuristisch denker. Hij zet de zaken scherp: we kunnen niet verder met een denkschema gebaseerd op 'ieder voor zich'.
We zijn geworden wat we denken dat we zijn. Maar, als dàt is wat we zijn - rationeel, berekend, utilitair, competitief, roofzuchtig, materialistisch, egoïstisch, hedonistisch en libidogedreven - dan zijn we ten dode opgeschreven. Hoe in godsnaam gaan 6,8 miljard mensen samen een geciviliseerde globale maatschappij creëren gebaseerd op rechtvaardigheid en duurzaamheid als dàt onze natuur is? (...)

Eigenlijk hebben we onszelf al die tijd een rad voor de ogen gedraaid. De mens is lang niet dat zelfzuchtige rationele wezen waar hij al 200 jaar voor versleten wordt. Dat blijken secundaire drijfveren te zijn. In ons diepste zijn we empathisch en sociaal (...).

We zijn homo empathicus, naast homo sapiens. Dat stelt ons in staat tot solidariteit: het besef dat we allemaal kwetsbaar, fragiel en sterfelijk zijn.

The Race - Rifkin vindt dat de tijd dringt, ook al weet hij dat het een hele uitdaging is om op korte tijd (40 jaar - één generatie) een andere manier van denken te realiseren.
Dit is een kwestie van nieuwe politiek. Het gaat niet meer over links versus rechts. De nieuwe breuklijn is er een tussen generaties. Of liever: tussen een patriottische, gecentraliseerde, ouderwetse, topdown manier van denken, opvoeden en leiden, tegenover de benadering van de internetgeneratie die denkt in termen van samenwerken, delen, decentraliseren en transparantie. Voor onze kinderen is dat laatste een natuurlijke manier van werken. De uitdaging is nu dat we ons er allemaal voor openstellen.















Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

zondag 16 mei 2010

Het algemeen belang

Wordt de maatschappij beter van wat we doen ? Deze vraag moeten we ons wat vaker stellen.

Dat lees ik in De Standaard van zaterdag 16 mei in een tekst van Geert Buelens, schrijver en hoogleraar Nederlandse letterkunde in Utrecht:
Er is één criterium, één basisregel zo banaal dat onze leiders in politiek, economie, media en onderwijs hem al te vaak ongestraft hebben kunnen vergeten. Dat criterium is: wordt de maatschappij beter van wat we doen?

Wanneer (...) ook in ons land de kloof tussen rijk en arm systematisch toeneemt, dan is dat omdat er maatregelen zijn genomen, vrijheden toegestaan die niet de samenleving als geheel ten goede zijn gekomen maar slechts enkelingen.
Dit zal snel weerlegd worden met: het is niet mogelijk om voor iedereen goed te doen. Maar dat mag volgens mij niet betekenen dat het niet voortdurend nagestreefd zou moeten worden. Ook al lukt het niet altijd. Ik lees verder:
Ook wanneer het over de media gaat, zou die ene vraag centraal moeten staan: 'wordt de samenleving hier beter van?'

Wanneer sociale, economische en ecologische problemen onze dringende aandacht vragen, hoe verantwoord is het dan om homepages van nieuwssites en frontpagina's van kranten systematisch te vullen met faits divers? Wie heeft er baat bij wanneer op het publieke forum week na week steekvlamjournalistiek het haalt op analyses die naar de kern van actuele problemen trachten te boren ?
Geert Buelens geeft geen antwoord op de vragen die hij stelt. Ik veronderstel dat het antwoord vaak zal zijn: omdat er geld mee te verdienen valt.

Ik herinner me enkele lessen op de universiteit over het algemeen belang. Toen was de vraagstelling omgekeerd: hoever mag je gaan in het nastreven van het algemeen belang - het ging toen over al dan niet verplichte inenting tegen de pokken -, als dat ten koste gaat van het persoonlijk belang van enkelen?

De tijden zijn blijkbaar veranderd. Nu zijn we kampioen geworden in het camoufleren van ons eigen belang, nu bespreken we hoe we het eigenbelang kunnen voorstellen als een zaak van algemeen belang...


vrijdag 14 mei 2010

Mensen van de hemel

Gisteren was het feest van Hemelvaart. Oscar van den Boogaard schreef er iets over in De Standaard van vrijdag 14 mei:
Hemelvaart? Ik kan me niet meer herinneren wat ik er op school over heb geleerd en mijn ouders hadden ook niet het talent om mij veel bij te brengen. (...)

Gelukkig bestaat er iemand zoals Anselm Grün die in staat is om uitgesleten rituelen nieuw leven in te blazen. In zijn boek 50 persoonlijk rituelen, ankers voor de ziel beschrijft de benedictijnermonnik het belang van rituelen. Ze geven het leven structuur, ze geven het leven diepgang en kleur, ze stellen de mens in staat zelf te leven in plaats te worden geleefd, ze verdiepen onderlinge relaties, maar bovenal maken rituelen je duidelijk dat je je leven ten overstaan van god en met god leeft. (...)

Hemelvaartdag typeert de benedictijnermonnik als de dag om je voor te stellen dat de hemel in jou is. 'We zijn niet slechts mensen van deze aarde, maar mensen van de hemel. Niemand kan ons opsluiten in de benauwdheid van het leven. Het is een uitgestrektheid in ons die niemand ons kan afnemen.' Kijk, daar heeft een mens wat aan.

Geloof en spiritualiteit worden niet overgebracht door onbewuste ouders of verkrampte geestelijken, maar door mensen met diep psychologisch inzicht en verbeeldingskracht.
Ja, daar kan ik alleen op zeggen: Amen.



Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

dinsdag 11 mei 2010

De essentie van Europeaan zijn

Wij zijn opgevoed en naar school gegaan met de opdracht enkele vreemde talen te leren. Elke taal was / is een venster op de wereld.

Dat is een prima reden om een taal te leren. Ons land is klein, als we onze arm uitstrekken zitten we bijna aan de landsgrens. We komen met onze buurlanden vaak in contact en we hebben er dus ook veel belang bij hun taal te kennen.

Voor grote landen (Frankrijk, Engeland, Duitsland, Italië, Spanje...) zou dat goede argument wel eens omgekeerd kunnen werken. De kans om met buren uit een ander land in gesprek te komen is veel kleiner. Dus, zo blijkt uit mijn ervaring, is de talenkennis van de inwoners van grote landen eerder beperkt. Alsof ze daar vinden dat het niet nodig is: alles is in ruime mate in eigen land te vinden, films, muziek, boeken, toestellen, natuur, cultuur is er naar eigen smaak en stijl voldoende voorradig.

Er is echter nog een ander argument om andere talen te leren. Oscar van den Boogaard heeft een wekelijkse column in De Standaard, en op vrijdag 7 mei las ik zijn gefilosofeer naar aanleiding van een nieuwe Nederlandse vertaling van de Ilias van Homerus.
Wie denkt dat zijn taal de enige taal is, is een gevaarlijk mens. De meeste Engelstaligen denken dat hun taal universeel is en dat daarom ook hun denken dat is. Dat hoe zij iets zeggen niet op een andere manier gezegd kan worden. Dat wat zij denken dat iets betekent niet iets anders kan betekenen. En dat wie een vreemde taal spreekt een vreemdeling is met vreemde gedachten.
De essentie van Europeaan zijn, is om te kunnen vertalen, verschillen tussen mensen te zien en te aanvaarden. Genuanceerd te denken. Misschien niet zo eenduidig, en vol twijfels, maar wel bedachtzaam en volwaardig. Misschien trager, moeizamer, maar wel breed.
Het zijn geen praktische redenen die van den Boogaard aanhaalt om meerdere talen te kennen, het zijn belangrijke redenen: verschillen tussen mensen zien en aanvaarden, genuanceerd denken, bedachtzaam.

De echte Europeaan koestert de verschillen. Dat er zovele talen in Europa zijn is misschien niet erg praktisch, economisch gesproken. Maar overigens moeten we beseffen dat het een zegen is.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

zondag 9 mei 2010

Straffen voor de vrede ?

In De Standaard van zaterdag 8 mei staat een foto van Angela Merkel, streng kijkend. Volgens het bijschrift is ze gemaakt (de foto) na de goedkeuring door het Duitse Parlement van het steunplan voor Griekenland.

In de voorbije dagen is de financiële toestand van Griekenland verder verslechterd, is het probleem uitgedeind naar Spanje en Portugal, en staat bovendien de euro in zijn geheel onder druk.

De onmacht van de Europese leiders om deze ernstige bedreiging op een gepaste manier aan te pakken is ontluisterend.

Ik beschreef het probleem al in februari, hoe een aantal regeringsleiders het niet over het hart krijgt om solidair te zijn. Trots, superioriteitsgevoel en betwerigheid staan in de weg van generositeit. Strengheid en orthodoxie moeten ten koste van alles overeind blijven. Griekenland mag niet zomaar geholpen worden. Fout gedrag - ook al is er berouw en bekering - mag niet ongestraft gelaten worden. Helpen is soft, voor zwakkelingen.

Griekenland moet eerst door het stof kruipen, moet draconische bezuinigingen doorvoeren, en moet alle hulp die het nu krijgt met een dikke interest terugbetalen : de harde aanpak.

Ik sta versteld. Is dit het voorbeeld onze leiders geven ? Moeten we thuis, in onze klas, in onze familie, in onze buurt, in onze onderneming op deze wijze de verloren zoon aanpakken ?

Het Belgisch parlement heeft 1 miljard hulp voor Griekenland goedgekeurd. 'We verdienen er aan', zei onze minister van Financiën. 'België leent het geld aan 1,5% interest, en we vragen er aan Griekenland 5% voor.' Is dit hulp ? Dit is volgens mij eerder profiteren van andermans problemen.

Verbazend is bovendien hoe dit ganse schouwspel Europa in zijn geheel ernstig benadeelt. Er wordt nu ook al tegen andere landen gespeculeerd, en de euro verliest in waarde aan een sneltempo. De hoeveelheid geld die nodig is om Griekenland te helpen stijgt met de dag.

Het is een bekend fenomeen in de psychologie : iemand die vindt dat een ander moet gestraft worden is bereid om daar zelf nadelige gevolgen van te dragen, zo groot is de drang om te straffen.

De huidige premier van Griekenland is blijkbaar de eerste die het aandurft om de financiën van zijn land op orde te zetten. Hij verdient dus alle steun van Europa, want een dergelijke operatie kost veel moeite. Het is onbegrijpelijk, maar het tegendeel gebeurt.

Europa had onmiddellijk - maanden geleden - de nodige hulp moeten geven. Zoals het ook - eind 2008 op één weekend - alle schuiven leegmaakte om de banken te redden. Eerst helpen, en pas daarna, binnenskamers, een hartig woordje spreken.

De Europese Unie is geen eenvoudige constructie. Ze kan enkel functioneren en groeien als haar leiders - vandaag zijn dat nog steeds de regeringsleiders van de lidstaten - leren hoe ze met elkaar moeten omgaan, als gelijken, vooral in kwade dagen. Hun klassieke gereedschapskist is niet echt nuttig : macht, afdreigen, beschuldigen, straffen...

In moeilijke periodes eensgezindheid tonen en zonder veel complimenten solidaire hulp geven, zeker als het eigen volk roept om 'straffen', vereist besluitvaardigheid gebaseerd op bescheidenheid en vertrouwen.

Oorspronkelijk is Europa gedroomd - en gerealiseerd - om oorlogen onder mekaar onmogelijk te maken. Economische samenwerking is daartoe een krachtig middel gebleken. Nu de economie in zwaar weer verzeild is komt het eigenbelang terug op de voorgrond.

De oude demonen zie ik nog niet zo snel terug opduiken. Maar vrede is iets waar alle dagen aan gewerkt moet worden, in politieke structuren en in de harten van mensen. De economie was daarvoor een middel. Het is ondertussen een doel geworden, en de vrede is gedegradeerd tot een automatisch bijproduct. Let op : denken dat vrede automatisch komt is een misverstand.