zaterdag 16 juli 2011

Orde en bescheidenheid

Marc Bossuyt (1944), de voorzitter van het Grondwettelijk Hof van België, kreeg op 30 mei een doctoraat honoris causa van de Universiteit van Hasselt. Eind jaren '70 heb ik van hem nog les Volkerenrecht gekregen, hij was toen een jonge assistent aan de universiteit UIA van Antwerpen. Hij is later bij de Verenigde Naties gedurende tien jaar Commissaris-generaal geweest voor de vluchtelingen en de statenlozen, en een jaar voorzitter van de VN-commissie voor de mensenrechten. Sedert bijna vier jaar is hij voorzitter van het Grondwettelijk Hof.
In Hasselt sprak hij een rede uit (een samenvatting staat in de Juristenkrant van 15 juni) waaruit ik enkele zinnen wil citeren.
De tekst begint met :
Juristen spelen een belangrijke rol in de maatschappij. Zij moeten ervoor zorgen dat er orde is in de maatschappij en dat het gaat om een rechtvaardige orde. Rechtszekerheid en billijkheid moeten daarvoor met elkaar in evenwicht worden gebracht.
Bij mezelf heb ik vastgesteld dat de orde waarover Bossuyt spreekt een belangrijke karaktertrek is. Ik heb ondertussen begrepen dat de samenleving ook mensen nodig heeft die wanorde maken - in de goede zin van het woord - door grenzen te verleggen en nieuwe gebieden te exploreren. Dat deze twee groepen mekaars noodzakelijkheid begrijpen en aanvaarden is voor mij een grote wens, voor de samenleving als geheel, maar ook op kleiner niveau : werk, school, vereniging, gezin.

Rechtszekerheid en billijkheid moeten met elkaar in evenwicht gebracht worden. Dat maakt de zaak niet eenvoudig. Enkel rechtszekerheid beogen is gemakkelijker, want zeer rechtlijnig. Louter billijkheid nastreven is dan weer een rechte weg naar willekeur. De twee op een correcte manier in evenwicht brengen is een zaak van veel kennis, ervaring en vooral besef dat er waarschijnlijk meer dan één antwoord mogelijk is.

De tekst eindigt met :
Hoe hoger geplaatst op de ladder van de juridische piramide, hoe meer bescheidenheid is geboden.
Het kan verdacht klinken dat een hooggeplaatst persoon oproept tot bescheidenheid. We hebben immers de vrees dat die oproep vooral gericht is naar wie wat lager op de ladder staat om hen braaf en vooral op hun plaats te houden.

Hier ben ik ervan overtuigd dat dit niet het geval is. Eerder in de tekst duidt Bossuyt aan dat de rechter zich niet in de plaats van de overheid moet stellen. En zegt hij ook :
Voor het geleidelijk verwezenlijken van sociale rechten, zoals het recht op gezondheidszorg, het recht op voedsel, het recht op onderwijs, en dies meer, is de bijdrage van medici, ingenieurs, economisten en leraren veel belangrijker dan die van juristen.
Dit is de ware betekenis van bescheidenheid: overtuigd zijn van de eigen belangrijke rol en tegelijk ook scherp bewust zijn van de grenzen en zodoende heel sterk de rol van anderen waarderen en hoogachten.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :