zondag 30 december 2012

Huis

Enkele dagen rust in ons vakantiehuisje in de Morvan. We voelen er ons thuis, een beetje toch. Wanneer wordt een huis een thuis? Het is een oude vraag, en vaak heeft het weinig met het huis zelf te maken.

Ergens thuis komen, ergens thuis zijn, een thuis hebben, ergens thuishoren. Het zijn uitdrukkingen die meer verwijzen naar mensen dan naar stenen.

Een echte thuis heb je maar op één plek. Wereldreizigers kunnen zich op vele plaatsen thuis voelen, maar dat gevoel volstaat niet. Er is maar die ene plek.

Het is een levenswerk, die thuis. Het begint met het huis, maar dat is slechts een begin. Het duurt jaren voor een boom diep geworteld is. Een mens heeft geen wortels, hij heeft benen, gelukkig maar. Het is met die benen dat een mens zich - al gaande - gaat wortelen.

In onze drang naar onafhankelijkheid durven we hierbij gemakkelijk twee vergissingen maken. De eerste is om te veel te gaan, de tweede is om er te laat aan te beginnen.

Als jonge volwassene waren we blij op eigen benen te kunnen staan, weg uit het nest van de ouders. Tijd om de onafhankelijkheid te vieren en de nodige zelfstandigheid te kweken. Anderzijds moet er na verloop van tijd ook gewerkt worden aan een nieuwe verbondenheid, een nieuwe afhankelijkheid.

De thuis is het symbool van de twee aspecten. Symbool van onafhankelijkheid, want het is een 'eigen' thuis. En symbool van afhankelijkheid, want er is de verbondenheid met de mensen die op dezelfde paar vierkante kilometer hun thuis hebben.

Die verbondenheid, gegrondheid, afhankelijkheid is soms moeilijk. Je ergens vestigen is kiezen voor één plek, wetende dat de keuze zo uitgebreid is. Er zijn immers in de wereld veel mooie plaatsen om te wonen. Een plek kiezen is ook de mensen aanvaarden die er al wonen of nog komen wonen, en dat zijn doorgaans gewone mensen. Terwijl we net op zoek zijn naar 'interessante' mensen...

Redenen genoeg dus om het bouwen van een thuis wat uit te stellen. Ik moet dan denken aan het gedicht van Rainer Maria Rilke uit 1902, Herfstdag.
Heer, het is tijd
de zomer was groots
leg nu uw schaduwen op de zonnewijzers
en laat de winden op de velden vrij
beveel de laatste vruchten rijp te zijn
schenk ze nog twee zuidelijker dagen
spoor ze tot volmaaktheid aan
en jaag hun laatste zoetheid in zware wijn
wie nu geen huis heeft
bouwt er zich geen
wie nu alleen is
zal het lang nog blijven
zal waken, lezen, lange brieven schrijven
en zal door de lanen heen en weer onrustig dwalen
als de bladeren die doelloos drijven.
Wie in de herfst van zijn leven geen huis heeft...

Het is een hele opdracht die thuis te bouwen, een plaats te hebben in een gemeenschap waar je gekend bent, waar je mag zijn wie je bent, waar je het gevoel hebt erbij te horen, meer zelfs, waar je er gewoon bij hoort. Het kan niet overal, en het kan niet altijd.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

zondag 23 december 2012

Stilte

Deze kerstdagen zitten vol tegenstrijdigheid. Het zou een tijd moeten zijn van verstilling, rust en eenvoud. Maar er is tegelijk die feestelijkheid die ons uitnodigt om uitbundig in de weer te zijn met familie en vrienden.
In De Tijd van zaterdag 22 december zit - hoera - een ganse bijlage over stilte. Heerlijk om te lezen op een vroege zondagmorgen. Ik lees eerst het gedicht van Judith Herzberg dat rechtsonder verscholen staat.
Mijn vader had een lang uur
zitten zwijgen bij mijn bed.
Toen hij zijn hoed had opgezet
zei ik, nou, dit gesprek
is makkelijk te resumeren.
Nee, zei hij, toch niet,
je moet het maar eens proberen.
Zo ben ik helemaal in de goede stemming. Stilte heeft veel te maken met ons onvermogen om alleen te zijn en niemand te hebben om mee te praten. Onvermogen ? Of is er meer aan de hand als we in onze huizen en bedrijven liefst grote ruimtes maken, zonder muren, zonder gelegenheid tot afzondering, stilte en alleen-zijn ? Susan Cain noemt het "extraverte" woningen in haar boek "Quiet".
De filosoof Jean-Paul Sartre zei:
Als je je eenzaam voelt als je alleen bent, bevind je je in slecht gezelschap.
We zijn met zijn allen meer individualist geworden, onder het oude juk uit van de sociale druk van de gemeenschap waarin we leefden: dorp, familie, kerk. Goed, maar in deze tijd van toenemend individualisme wordt het alleen willen zijn blijkbaar minder getolereerd.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

vrijdag 7 december 2012

Wie braaf is krijgt lekkers

Sinterklaas is terug naar huis. Tot gisteren moesten we braaf zijn, althans indien we de hoop koesterden een geschenk van hem te krijgen. Vandaag kunnen we de riem wat losser trekken.

Rik Torfs vroeg het zich af in De Standaard van donderdag 6 december, wat het betekent om braaf te zijn, om je behoorlijk te gedragen.
Voor een kind gaat het om goede tafelmanieren of maat houden bij het sarren van broertjes en zusjes. Voor iets ouderen is het zaak de medemens zo niet te helpen dan toch te ontzien, gezagsdragers met argwaan te bejegenen en de herauten van de waarheid als beunhazen te ontmaskeren.
Zoals Rik Torfs het beschrijft is braaf zijn plezanter haast dan stout.

Ondanks deze vaststelling zijn er genoeg mensen die Sinterklaas al lang in een doos naar de kelder hebben afgevoerd. Ze verkiezen nuchterheid, realisme. Met plezier ontmaskert Torfs deze houdingen.
Wat voor nuchterheid doorgaat, is vaak het begraven van de droom, het fnuiken van al te hoge verwachtingen, waardoor mensen nog voor ze oud zijn een vreselijke eigenschap ontwikkelen: realisme. Realisme geeft iemand het recht om zich neer te leggen bij een onbevredigende werkelijkheid die er mits een beetje meer vuur en verbeeldingskracht compleet anders uit kon zien.
Sinterklaas is terug naar huis. Maar hij heeft ons vandaag een sneeuwtapijt cadeau gedaan. Ik wed erop dat die sneeuw voor onze nuchtere en realistische medeburger een voldoende reden is om niet blij te zijn. Hopelijk blijft hij zich wel behoorlijk gedragen.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

maandag 26 november 2012

Artikel 10

 'De Belgen zijn gelijk voor de wet.' Zo staat het in artikel 10 van de grondwet. Het is waarschijnlijk een van de weinige stukjes wetgeving dat door elke Belg gekend is.

Gert Van der biesen is juridisch adviseur in de Senaat en praktijkassistent aan de Universiteit Hasselt. Hij schrijft al enkele maanden een column in De Juristenkrant over de 'wondere wereld van de wetgevingstechniek'.

Het lijkt een saai onderwerp, maar dat is het niet. Goed gemaakte wetgeving is duidelijk en verstaanbaar, in ondubbelzinnige taal gegoten, zeer bruikbaar voor wie ze nodig heeft.

Van der biesen schrijft bovendien in een heerlijk gezwollen taal, een beetje plechtstatige barok die wel past bij het serieux van het thema. Over artikel 10 ook. In De Juristenkrant van 21 november.
Zeven woorden. Soberheid. Ingetogenheid. Artikel 10 is méér dan de wereld, het is de kosmische ruimte. Middels het gelijkheidsbeginsel legt het Grondwettelijk Hof de hele wetgeving over de knie. Onzuivere formuleringen, clandestiene delegaties, retroactieve wetten, artikel 10 sabelt ze stijlvol neer. Waar de onvolprezen handleiding voor de wetgevingstechniek zich al te vaak de zachte melktandjes stukbijt, klaart artikel 10 kordaat de klus. Het Belgische normenbestand heeft een zelfreinigend vermogen ontwikkeld en het heet artikel 10.

Artikel 10 van de Grondwet is de American dream in wettenland. Afkomstig uit de wetgevingstechnisch kansarme probleemwijk die de grondwet is, knokte het zich een weg omhoog, tot diep in de legistieke heldengalerij.
Goede wetten zijn kort en duidelijk. Schrijven over goede wetten mag met lyrische uitweidingen.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

woensdag 21 november 2012

De economie is te dominant

In De Tijd van zaterdag 17 november staat een heerlijk interview met Gerard Mortier, nog tot 2015 de algemeen directeur (de intendant) van de opera van Madrid. Hij zegt:
De harmonie in onze westerse samenleving is gebaseerd op drie systemen: politiek, economie en cultuur. Die harmonie is helemaal zoek omdat de economie te dominant is.
Mortier weet waarover hij spreekt. Hij staat met zijn twee benen volop in de dagelijkse praktijk van het leiden van een operahuis op Europees niveau in Spanje, wat hem dus spreekrecht geeft over zaken als financieren en subsidiëren, economie, cultuur en politiek. In een land waar de crisis ongemeen hard toeslaat.
De crisis biedt ook voordelen, zegt Mortier.
Ze verplicht ons na te denken over de waarden van de economie. Is geld verdienen nog het enige doel in onze samenleving? Is geld gebruiken om meer geld te maken wel verstandig?
Wat kan de rol van kunst nog zijn vandaag? Mortier:
De kunst zal de wereld niet veranderen, maar ze wijst de mensen er wel op waar we ons bevinden.
Het werkt hem ook de heupen dat cultuur door politiek en economie beschouwd wordt als een aanhangsel.
Een autosnelweg bouwen noemt men een uitgave. Investeren in cultuur noemt men subsidie. Waarom? Men wil toch niet beweren dat autowegen belangrijker zijn dan cultuur?



Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

zondag 11 november 2012

Bomen

In de maand november moeten we ze wel zien staan, de bomen. In andere jaargetijden zijn ze niet zo opvallend. Maar vandaag kunnen ze hun overvloed aan bladeren en kleuren rond en om verspreiden en toch nog voldoende pracht in hun kruin laten schitteren. Elk pad en grasperk is als een spiegel, een uitnodiging om het hoofd omhoog te richten.

Hermann Hesse is een Duitse schrijver. Hij ontving in 1946 de Nobelprijs voor literatuur. Hij schreef over bomen:
They struggle with all the force of their lives for one thing only: to fulfill themselves according to their own laws, to build up their own form, to represent themselves. Nothing is holier, nothing is more exemplary than a beautiful, strong tree. (...)

Trees are sanctuaries. Whoever knows how to speak to them, whoever knows how to listen to them, can learn the truth. They do not preach learning and precepts, they preach, undeterred by particulars, the ancient law of life.

A tree says: A kernel is hidden in me, a spark, a thought, I am life from eternal life. The attempt and the risk that the eternal mother took with me is unique, unique the form and veins of my skin, unique the smallest play of leaves in my branches and the smallest scar on my bark. I was made to form and reveal the eternal in my smallest special detail.

A tree says: My strength is trust. I know nothing about my fathers, I know nothing about the thousand children that every year spring out of me. I live out the secret of my seed to the very end, and I care for nothing else. I trust that God is in me. I trust that my labor is holy. Out of this trust I live.
Bron: Brainpickings


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

woensdag 31 oktober 2012

Competitiviteit

Het is een woord dat lange tijd nauwelijks nog te vinden was op de economische bladzijden van mijn krant. Maar sedert het desastreuze nieuws over de sluiting van de Ford fabriek in Genk krijgt het weer veel aandacht.

Het is een vervelend woord, in meerdere opzichten. Kan u het vlot uitspreken? Er is wat oefening voor nodig. Of probeer het eens te schrijven...   je voelt zo dat teveel dezelfde letters mekaar in de weg lopen.

Ik was blij dat ik het zoveel jaren niet meer ontmoet had. De hernieuwde kennismaking begon dus met veel nieuwsgierigheid en oprechte aandacht. Maar vrij snel sloeg een rotte geur me in het gezicht. Ik wist weer waarom het woord uit de krantenkolommen verdwenen was. Zolang er over een economische crisis alleen in geschiedenisboeken gesproken wordt hebben we het woord immers niet nodig.

Nu heeft de geschiedenis ons weer ingehaald - te vaak koesteren we de misvatting dat ze definitief achter ons ligt. Macht en geld zijn een onuitputtelijke bron van weerkerende moeilijkheden.

Competitie. Ik dacht dat we dit beestje weg-gekanaliseerd hadden naar de sport. Doorgaans stoort het niet in die omgeving. Nou ja, zolang er geen beroep van gemaakt wordt zoals in de wielrennerij.

Ik had begrepen dat we op een hogere trap van civilisatie geraakt waren door de competitie voor het overige uit ons dagelijkse doen te verwijderen. Geen competitie meer op de school, geen competitie meer op het werk. Het leidt immers nergens toe en brengt ons alleen maar 'kweddelen'.

Niet dus. Als mensen het moeilijk krijgen gaat het laagje civilisatie snel verbrokkelen. En duikt het woord competitiviteit weer op, alsof redding alleen mogelijk is via een hernieuwd 'ieder voor zich'.

Ondernemingen, en landen, moeten weer competitief worden. Samenwerken is voor tijdens de goede dagen, nu mag het weer competitie zijn.

Hoe die competitiviteit begrepen moet worden is nog vaag. Maar een goede verstaander heeft maar een half woord nodig. Goedkoper. Sorry voor degenen die het nog wat verborgen wilden houden. Maar competitiviteit heeft alles te maken met goedkoper zijn. Belastingen moeten omlaag, sociale zekerheidsuitgaven ook, en de lonen van de werknemers natuurlijk. U wist het misschien nog niet, maar uw loon is te hoog. Gelieve niet te vergeten dat u ook verwacht wordt om ondertussen zoveel mogelijk te consumeren.

Ik denk dat velen onder ons vandaag een beetje zuiniger door het leven gaan. Dat is volgens mij een correcte reactie op de economische crisis. Maar hoe we nu allemaal competitiever moeten gaan leven en werken, dat is mij een raadsel. In vergelijking met wie? Met mijn overbuur? Met de Walen? Met de Duitsers of de Grieken? En waarom?

Hopelijk verdwijnt het woord weer vlug, het dateert uit vorige eeuw. Het juiste woord om een crisis aan te pakken is samenwerking.



Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

zondag 14 oktober 2012

Vrede

De Europese Unie heeft vrijdag de Nobelprijs voor de Vrede gekregen. 'De EU heeft het grootste deel van Europa helpen transformeren van een continent van oorlog in een continent van vrede', zo schreef het Nobelprijscomité in zijn verantwoording.

De toekenning van deze prijs aan de EU heeft onmiddellijk vele zure reacties uitgelokt. Niet alleen vanwege de bekende anti-Europeanen. Ook op Facebook kon ik enkel cynische en smalende commentaren lezen. Ik vind nochtans niet dat ik verkeerde vrienden heb.

Het is wel te begrijpen. Iedereen is begaan met vrede in de wereld, en iedereen kan wel een aantal moedige mensen opnoemen die een prijs voor hun inzet voor de vrede verdienen - vandaag is het misschien Malala Yousafzai. Malala is nog maar veertien, en de EU is al meer dan zestig jaar oud. Dat kan een verschil maken. Jeugd is nog niet bezoedeld.

Mogelijk interpreteer ik de verrassing van sommigen verkeerdelijk als cynisme. De keuze van de Noren is inderdaad verrassend, het is een prijs voor een prestatie van meer dan zestig jaren. Het is moeilijker om daarvan een duidelijk beeld te krijgen dan van een kogel in het hoofd.

Vrede is ook zo moeilijk te vatten in vredestijd, ze is helemaal niet indrukwekkend, zeker niet voor al wie graag wil vechten of strijden voor de vrede.

Vrede is niet heroïsch. Maar vrede is evenmin evident.

De moed en de kracht van de stichters van Europa (het EGKS-verdrag is ondertekend in 1951) is niet te onderschatten. De verscheurdheid van Europa was immens en eeuwenoud, de wonden van de haat lagen nog open. Ik ken oudere Fransen die vandaag nog ongemakkelijk worden als er Duitsers in de buurt zijn.
De stichters van Europa konden niet weten wat de toekomst zou brengen. Ze wisten alleen dat er maar één weg is naar 'nooit meer oorlog': mekaar de hand geven en niet meer loslaten. Ondanks de angst en de kwetsuren.

De Noren hebben op een indrukwekkende manier het proces gevoerd tegen Anders Breivik die in 2011 bijna tachtig mensen vermoordde. Vandaag houden ze ons op een zelfde indrukwekkende wijze een spiegel voor. Want Europa zit in woelig water, en heeft dringend nood aan een helder zicht op de weg naar de toekomst. De Noren herinneren ons aan de fundamenten van Europa, de argumenten vóór Europa.

Ik kan dus niet smalend reageren op de toekenning van deze prijs. Wel het hoofd buigen, en de prijs beschouwen als een wake-up call, als een stamp onder mijn achterste. Er kan en mag nooit een reden zijn om Europa op te geven, want voor mensen is vrede het belangrijkste.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
Voor uitleg over de foto bovenaan: lees hier.

woensdag 12 september 2012

Investeren in een diploma

De hogescholen en universiteiten staan klaar voor een nieuw schooljaar. Ik verwacht van mijn twee dochters in de komende dagen een overschrijvingsformulier met het verzoek hun inschrijvingsgeld te betalen. Het zal geen habbekrats zijn, maar in vergelijking met wat in sommige andere landen gevraagd wordt zal het nog meevallen.

Le Monde diplomatique wijdt een lezenswaard artikel aan de vaststelling dat overal het inschrijvingsgeld voor hogere studies sterk stijgt. In tien jaar tijd was de stijging in Frankrijk 50 procent. In Groot-Brittannië is het maximum toegelaten bedrag gestegen van 3000 naar 6000 pond, soms zelfs 9000 pond. De bedragen voor de Verenigde Staten zijn nog hoger, gemiddeld 36.000 dollar voor een jaar studeren aan de Harvard universiteit. In 2008 was de schuld die een afgestudeerde daar gemiddeld terug te betalen had gelijk aan 23.200 dollar.

Overal moet er bezuinigd worden. Opvallend is dat de argumenten die gehanteerd worden voor een hoog inschrijvingsgeld niet veel te maken hebben met de noodzaak om zuiniger om te springen met beschikbare middelen.
La quasi-gratuité des études supérieures - classes préparatoires incluses - est source d'inégalités fortes et prive les universités de ressources utiles à une meilleure formation des étudiants.
Aldus citeert Le Monde diplomatique een nochtans progressieve stichting Terra Nova. En een socialistisch burgemeester Destot zei ook:
Il devient indispensable de réajuster l'allocation d'études, qui doit toujours reposer sur des critères de ressources familiales, mais être plus importante et plus incitative pour motiver les étudiants bénéficiaires et les rendre plus responsables de leur propre réussite.
Op deze wijze verwordt een hogere opleiding tot een koopwaar. Het onderwijzend personeel wordt geconfronteerd met studenten die in de eerste plaats hun investering in de studie zo rendabel mogelijk willen maken en weinig interesse hebben voor het kweken van een kritische geest.

De uitwassen van de zeer hoge inschrijvingsgelden in de Verenigde Staten zijn stilaan bekend. Een record aantal studieleningen zal niet terugbetaald kunnen worden omdat de werkloosheid nog steeds groot is, met zware gevolgen voor de betrokkenen, en voor de banken die de leningen hebben gegeven. Sommige universiteiten van lage kwaliteit slagen er in om zwakke studenten aan te trekken met ongeloofwaardige beloftes van schitterende tewerkstellingskansen, en vragen exorbitante inschrijvingsbedragen.

Een samenleving die het normaal vindt dat haar jeugd zelf haar opleiding moet betalen, moet ermee rekening houden dat die jeugd - eenmaal gediplomeerd - daarvoor ook niets in ruil zal geven. Haar gediplomeerden zullen vooral in zeer winstgevende sectoren willen werken, en niet in sociaal of maatschappelijk belangrijke sectoren zoals gezondheidszorg, onderwijs of overheidsdienst. Zo'n samenleving geeft daarmee ook te kennen dat ze het niet belangrijk vindt dat ze vele goed opgeleide inwoners heeft. En aanvaardt dus dat de algemene kwaliteit van haar economie, politiek en samenleving zal afnemen.

Dit is niet een samenleving die ik wens. Ik aanvaard dat er een inschrijvingsgeld moet betaald worden voor hogere studies. Maar ik huiver van de argumenten die gebruikt om een drastische verhoging van de bedragen te rechtvaardigen.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

donderdag 28 juni 2012

Kiezen voor onderwijs

Onze Vlaamse minister van onderwijs zou geen echte minister zijn als ook hij niet zou gaan hervormen. Alles kan beter. Ons onderwijs is zeer goed, maar dat hoeft dus blijkbaar geen beletsel te zijn om toch plannen te bedenken.

Een fijn neven-effect hiervan is dat heel wat slimme mensen dezer dagen hun visie op een kwaliteitsvol onderwijs in de krant publiceren. Fijn, want zelfs een goede krant heeft het soms moeilijk om lezenswaardige pagina's aan te bieden.

We hebben al eeuwen ervaring met onderwijs. Er is dus ervaring zat. Maar de plannen van onze ministers zijn niet zo zeer gericht op de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs, dan wel op de verbetering van de resultaten ervan. Hoe kunnen méér kinderen onderwijs krijgen dat perfect op hun maat gesneden is, uitdagend genoeg en tegelijk haalbaar. Geen frustraties meer omdat het te moeilijk of te gemakkelijk is.

Liefst moet het onderwijs ook functioneel zijn. De maatschappij zou meer ingenieurs nodig hebben dan filosofen, en met Latijn en Grieks schiet je niet veel op als je analyses in Excel moet maken.

Deze uitdagingen zijn van recente datum, een gevolg van het feit dat onderwijs volgen geen keuze meer is maar een verplichting.

Rik Torfs laat er vandaag zijn gedachten over gaan in De Standaard. Op een veilige afstand - een plaats waar ik in dit dossier ook liever sta - noteert hij een hele reeks zinnen die te onthouden zijn.

Over waarom dit dossier zo gevoelig ligt :
Want dan gaat het over kinderen. Zij zijn de toekomst die we zelf niet langer hebben. De laatste kans. Het stuk van ons leven dat we nog niet hebben verkwanseld.
Over het onderscheid tussen kennis en vaardigheden :
Vaardigheden heten beter te zijn dan kennis. Met vaardigheden kun je wat doen. Bijvoorbeeld het gras maaien, muizen vergiftigen of een medemens assertief de mond snoeren. Kennis daarentegen is maar zozo. Wat betekent ze, indien ze niet tot daden leidt? (...)
Met enige overdrijving: vaardigheden zijn kunstjes, kennis is kunst. Vaardigheden maken het leven lichter, kennis verlicht de donkere dagen. Zij biedt troost wanneer mensen worden verdrukt, het recht van de brutaalste ondergaan, gelijk hebben maar niet krijgen, worden overtroefd door wie hen overschreeuwt. Kennis staat voor weerbaarheid en passief verzet.
Over brede vorming, maar met een gebrek aan diepgang :
Twee uur Nederlands om het woord bij de daad te voegen. Twee uur Frans die niet volstaan om in Charleroi de weg te vragen. Twee uur wiskunde die de vooroordelen tegenover het vak bevestigen, onderwijl de schoonheid ervan blijvend verhullen. Twee uur Latijn, genoeg om de woorden te vergeten vooraleer ze zinnen worden.
Keuzes moeten gemaakt worden, onvermijdelijk. Van zodra je een kind hebt ontkom je er niet meer aan. Om de paar jaren moet er een nieuwe school gekozen worden of een nieuwe richting. Wie vindt dat kiezen ook verliezen kan betekenen zal trachten dit kiezen te vermijden, uit te stellen, eventueel zelfs te verbieden. Dan zijn er geen foute keuzes mogelijk. Oef, probleem opgelost.

Dat is het fundamentele nadeel van democratie: mensen kunnen kiezen voor verkeerde dingen. Leg dat maar eens uit aan een minister die wil dat alle ouders de juiste beslissing nemen over het onderwijs voor hun kinderen.

Neen, eerst moeten we ophouden met keuzes te verdelen in goede en foute keuzes. Die bestaan immers niet.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

zaterdag 26 mei 2012

Alles onder controle ?

Controle is een woord dat veel gebruikt wordt. We houden van controle. We hebben graag controle over de dingen, over ons leven, over wat er rondom ons gebeurt. Wat ontsnapt aan onze controle beangstigt ons want het bezorgt ons onzekerheid en twijfel.

De vooruitgang in wetenschap en techniek heeft ons de middelen gegeven om steeds minder afhankelijk te zijn van toeval en onzekerheid. De behoefte aan controle is zeker een stuwende kracht in deze vooruitgang. We hebben steeds meer greep op wat er in de wereld en rondom ons gebeurt. We hebben alles netjes onder controle. Onverwachte gebeurtenissen duiken soms nog wel eens op, maar we slagen er steeds beter in om ook die onder controle te krijgen. Als er dan toch iets voorvalt dat niet past in het plaatje dan heeft meestal wel iemand ergens een fout gemaakt.

Is dat allemaal wel zo nodig, die drang om alles te controleren ? Het tegenovergestelde van controle is vertrouwen. Wie vol vertrouwen door het leven gaat heeft nauwelijks behoefte om alles te controleren. Die gaat er van uit dat er normaal gezien niets zal verkeerd lopen, dat het allemaal wel goed komt.

Uiteraard wordt het vertrouwen soms beschaamd, de wereld is immers niet perfect. Voor vele mensen is dat een voldoende reden om het vertrouwen opzij te schuiven en controlerend door het leven te gaan.

Ik lees momenteel het boek "Ik dus naar Compostela. Jong geweld op zoek naar een uitweg" van Phara de Aguirre en Stefaan Vermeulen. Het boek vertelt het verhaal van de jongeren die in de laatste dertig jaar met een begeleider te voet naar Compostela zijn gegaan. Jongeren die van de regen in de drop zijn gesukkeld, met plaatsing en jeugdrechter en gesloten instelling totaal op een verkeerd spoor geraakt zijn. Oikoten biedt hen een kans om de bocht te nemen. De tocht van 1983 die door de BRT gefilmd is heb ik toen op de televisie gezien.

Elke tocht is anders, want elke jongere is anders en elke begeleider is anders. Een begeleider die zes tochten heeft meegestapt vertelt:
Bijvoorbeeld de vraag 'Wat gaan we eten?' Dat was tijdens die wintertocht. Na een tijd trokken wij ons daar niks meer van aan. Als we geen eten hadden, hadden we geen eten. Zoiets. En een plek om te slapen? Pff, daar trokken wij ons ook niks van aan. Maar zo'n plek was er altijd, zelfs als we niet zochten. Want je kunt vertrouwen op de omgeving. (...)
Na een tijd kregen de gasten ook dat vertrouwen dat het goed kwam. Dan vroegen ze niet meer 'waar gaan we slapen?' en 'hoe gaan we aan eten geraken?' We hoorden eens rond: 'Is hier een winkeltje? Nee? Geen winkeltje? Ah nee, wel wel.' En dan zag je wel wat er gebeurde.
Een tocht naar Compostela is niet hetzelfde als het runnen van een huishouden of een bedrijf. Maar waarschijnlijk zijn onze zorgen en bekommernissen vandaag veel groter dan nodig is, en zouden we niet misstaan met een grotere dosis vertrouwen. Kiezen tussen controleren of vertrouwen, dat is kiezen tussen angst of vreugde. Of vindt u dat het toch net andersom is: controle geeft zekerheid, vertrouwen onzekerheid?


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

vrijdag 25 mei 2012

Waardevolle nutteloosheid

Heeft het zin om nutteloze zaken te bestuderen ? Een vraag die Rik Torfs zich stelt in De Standaard van 24 mei. In zijn vakdomein - kerkelijk recht en aanverwanten - noemt hij enkele voorbeelden. Ik citeer ze graag om u uit te dagen even na denken over nuttigheid.
  • het concilie van Bazel vanaf 1431
  • Joseph de Maistre (1753-1821)
  • het vormsel in de eerste helft der vijfde eeuw
Ik herinner me dat een gelijkaardige lijst te vinden was op de beginpagina's van het boek Max Havelaar van Multatuli.

Torfs zegt:
Nuttige kennis kan nutteloos worden. Wie in de jaren zeventig een held was met ponskaarten of stencilmachines weet waarover ik spreek. Nutteloze kennis daarentegen blijft nutteloos. Niemand neemt ze je af.
Nuttige kennis is vaak maar tijdelijk nuttig. Ik heb computertalen geleerd waar geen hond nog interesse voor heeft. De cursussen recht heb ik jaren geleden in de vuilbak gekieperd. Wetgeving verandert elke dag.

Dit lijkt mij een uitdaging voor ons onderwijs. Niet alle kennis die aangeleerd wordt moet nuttig zijn. Zeker niet als we 'nuttigheid' voornamelijk in economische betekenis opvatten - hoeveel het kan opbrengen.

Maar misschien is er geen andere weg om tot enige wijsheid te komen. Veel nuttige kennis vergaren om later te beseffen dat een groot deel nutteloos is. En hopelijk ook wat nutteloze kennis geleerd hebben die later zeer waardevol blijkt te zijn.



Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

dinsdag 22 mei 2012

Wanneer de democratie onder druk staat

Voor wie aan de macht wil komen is een democratisch systeem het best denkbare. Eénmaal je aan de top zit zijn verkiezingen plots minder leuk. Ik denk dat Sarkozy daar meer kan over vertellen.

Verkiezingen kunnen de kaarten grondig door elkaar schudden. Als machthebber kan je de kiezers trachten te overtuigen om het huidige beleid te ondersteunen. Een veelgebruikt procédé is dan om de kiezers duidelijk te maken dat een ander beleid tot grote onzekerheid en achteruitgang zal leiden. Zeggen dus dat er geen alternatief is voor de koers die gevolgd wordt.

In De Standaard vult Joost Vandecasteele vandaag een hele column over deze vaak voorkomende werkwijze. Het is niet omdat men geen alternatief kan bedenken, dat er geen alternatief is, zegt hij.
Net zoals we decennialang geen alternatief zagen voor het steunen van Arabische dictators, want dankzij hen werden onze kusten iets meer gevrijwaard van halfdode Afrikaanse vluchtelingen. (...) Zo wordt het neoliberalisme ons als kiezer en consument als een voldongen feit gepresenteerd, met een garantie op totale chaos en anarchie mocht het ooit mislukken. Met dezelfde stelligheid verklaren burgemeesters dat geweld gewoon bij een stad hoort, alsof Singapore niet bestaat. Op dezelfde manier wordt dit Europa opgevoerd als het enige denkbare verbond en wordt elke Griek die dat dictaat niet aanvaardt, afgeschilderd als een wanhopige idioot.
Het is inderdaad opvallend dat in tijden van crisis zoals vandaag, veel meer dan vroeger de verschillende opvattingen over het best mogelijke beleid scherp worden afgelijnd. Elk vindt dat er maar één waarheid is. Zelfs de economen zijn in een tweetal duidelijk gescheiden kampen verdeeld. De enen leggen vooral de klemtoon op besparingen, de anderen zijn daar vlakaf tegen en vragen aandacht voor groei en financiële ondersteuning. Een zelfde scheidingslijn zit er ook tussen de landen in de eurozone.

De argumenten over en weer worden breed uitgesmeerd, maar wat in het oog springt is de hardnekkigheid waarmee elke groep zijn gelijk verdedigt en de opvattingen van de andere groep voorstelt als totaal onverantwoord tot soms ronduit misdadig.

Elke inwoner van Europa die een beetje naar school is geweest weet ondertussen al lang dat er geen mirakeloplossing bestaat, en dat de beste weg waarschijnlijk een evenwichtig en rechtvaardig mengsel is van de twee richtingen, bezuinigen en ondersteunen. De waarheid is nooit wit-zwart. De realiteit is veel te complex om met simpele remedies aan te pakken.

Wat we wel opmerken is het feit dat er van de situatie misbruik gemaakt wordt. Wie er altijd al warmpjes in zat en zich blauw ergerde aan de 'profiteurs' ziet immers zijn kans schoon om de parabel van de krekel en de mier nog eens boven te halen, de solidariteit af te bouwen en de zwakkeren terug op hun 'terechte' plaats weg te duwen.

Joost Vandecasteele heeft er naar het einde van zijn column een goede remedie voor:
En als de ultrarijken toch altijd op zoek zijn naar een nog beter fiscaal paradijs, laten we dan stoppen met te knielen voor hen middels onmogelijke belastingvoordelen en hen lokken met maatschappelijke en culturele voordelen. Zoals een volwaardige euthanasiewetgeving.
Ik veronderstel dat deze conclusie niet uitmunt in fijngevoeligheid. Maar dat is tegenwoordig mainstream.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

vrijdag 18 mei 2012

Zoveel mogelijk doen

'Nummer drie'. Dat was de begroeting die ik deze morgen van Christian kreeg, de man die in ons gebouw aan het onthaal zit. Ik was vanmorgen nochtans later dan anders op het werk aangekomen. Brussel was stil. Slechts enkelen zouden op deze brugdag tussen Hemelvaart en het weekend komen werken. Zelfs de banken en de scholen hebben vrijaf. Gelukkig was ik helemaal niet de laatste die zou opdagen.

Waarschijnlijk is dit dus een uitgelezen moment om over ons drukke leven te spreken. In De Standaard van vandaag wijdt Lorin Parys er een hele column aan. We zijn altijd druk bezig, of beweren dat tenminste, mogelijk om ons af te schermen van bijkomende opdrachten. Drukdoenerij, soms zelfs tijdens de vakantie, het is een beetje aanstellerij. Parys schrijft :
In essentie zijn er maar twee verklaringen voor mensen die het altijd druk hebben. Of ze hebben moeite om de juiste prioriteiten te stellen waardoor ze steeds tijd te kort hebben. Of ze zijn gewoon slecht in het afhandelen van hun werk binnen een redelijk tijdsbestek.
Inderdaad, een drukbezet man is slechts op het eerste gezicht een geslaagd persoon. Het nieuwe - of eeuwenoude - ideaal is de vrouw of de man die wél tijd heeft. Iemand die zich de vrijheid verworven heeft om tijd te hebben om te werken, om tijd te hebben voor een feest op zondag met de familie en om voor te lezen voor de kinderen. Die zich de ruimte en de tijd heeft gecreëerd om te kunnen studeren, te schilderen of bergen te beklimmen, om muziek te maken of lange wandelingen, om plannen uit te werken voor de tuin of voor de parochiale vereniging.

Je kan een hond zot maken door een stok in de verte te gooien die hij dan in alle haasten zal terugbrengen. Zoiets kan ook ons lot zijn. Maar er is meer mogelijk, ook al weten we dat niet zomaar. Het vraagt leertijd, probeertijd, oefentijd. Studeren en oefenen leiden tot de nodige kennis en vaardigheid (en wijsheid) om meer te doen dan achter een stok aan te rennen.

Mettertijd moeten we ook leren om onze gulzigheid te matigen. Gulzigheid om zoveel mogelijk te werken, gulzigheid om zoveel mogelijk bergen te beklimmen of te feesten. Die matiging is waarschijnlijk het moeilijkste. Hoe meer we kunnen, hoe meer vrijheid we hebben, des te meer willen we ook doen, bouwen, realiseren, hebben, verdienen, krijgen.

Gelukkig is er af en toe een feestdag, en soms een brugdag. Om te overwegen wat we met onze tijd zullen aanvangen. Om te overwegen wat er mis zou kunnen zijn met zoveel mogelijk proberen te doen.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

woensdag 16 mei 2012

Vrienden ? Nee.

De memoires van Jean-Luc Dehaene zijn gisteren voorgesteld. Een kanjer van een boek, 958 blz. Het voordeel van een dik boek is dat de foto van de auteur ook nog groot op de rug kan staan.

Memoires schrijven doe je als je oud bent. Je moet een leven hebben om op terug te blikken. En er moet een zekere afstand zijn, een periode van bezinken alvorens eraan te kunnen beginnen. Het stof moet gevallen zijn. De wezenlijke lijnen moeten zichtbaar geworden zijn. Mogelijk is het te gewaagd om te wachten met schrijven tot het inzicht zover is gekomen, en loop je de kans geen pen meer te kunnen vasthouden. Allicht is de vreugde van de schrijver groter als de publicatie van zijn memoires nog bij leven gebeurt. Toch maar niet te lang wachten met die memoires dus, ook al zou men je vanaf dan voor de voeten kunnen gooien dat je leven bijna afgelopen is. Ieder is de regisseur geworden van zijn eigen leven.

In een interview met De Tijd krijgt Dehaene volgende vraag:
U werkt erg pragmatisch. Hebt u dan geen vrienden in de politiek?
Dehaene: 'Vrienden, nee. Dat komt omdat je in een extreem concurrentiële omgeving zit. Altijd blijft een stuk terughoudendheid en achterdocht bestaan. Je vraagt je altijd af: hoe positioneert hij zich tegenover mij? En daar houd je altijd rekening mee. En dat is niet wat ik zou omschrijven als echte vriendschap. In andere concurrentiële sferen, zoals de universiteit of de administratie, geldt dat ook. Ik denk dat je daar moeilijk tot vriendschap kunt komen.'
Het lijkt mij niet mogelijk om op het werk iedereen tot vriend te hebben. Maar helemaal geen vrienden hebben op mijn werk zou voor mij hoegenaamd geen aantrekkelijke gedachte zijn.

Het antwoord van Dehaene staat in schijnbaar schril contrast met wat hij in De Standaard zegt:
Mijn boek heeft een rode draad: de manier waarop mensen in vertrouwen met elkaar kunnen omgaan, blijft van onschatbare waarde om resultaten te boeken. Steeds heb ik erover gewaakt dat er zich een gezond ploegspel kon ontwikkelen, dat persoonlijke concurrentie werd vermeden.
Concurrentie is een basisinstelling van Dehaene. Herlees de twee citaten en zoek het woord. Hij staat concurrentieel in de wereld en bekijkt ook elke omgeving waarin hij werkt met die bril. Hij zal elke situatie op die manier inschatten en aanpakken. De mensen waarmee hij omgaat zal hij steeds op die manier benaderen.

Anderzijds zegt hij dat bij zijn naaste medewerkers die concurrentie niet mag bestaan. En hij benadrukt dat resultaten slechts mogelijk zijn waar mensen in vertrouwen met elkaar kunnen omgaan.

Dehaene beseft dat vertrouwen tussen mensen - afwezigheid van concurrentie en achterdocht - de enige weg is om resultaten te boeken. Maar voor zichzelf kan hij die stap niet zetten. Die zwakheid durft hij zich niet veroorloven. Hij beschouwt dat waarschijnlijk als zijn sterkte. Tant pis voor de vrienden.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

dinsdag 15 mei 2012

Is een Rerum Novarum nog actueel ?

Donderdag hebben we een vrije dag, het is dan Hemelvaartsdag. Tegelijk ook viert de Christelijke Arbeidersbeweging Rerum Novarum. Rerum Novarum is een encycliek die in 1891 door Paus Leo XIII is geschreven en waarin enkele krachtlijnen staan van de sociale leer van de kerk. Het ongebreideld kapitalisme wordt erin veroordeeld, en het bevat ook een pleidooi om vakbonden te vormen.

Vandaag krijgt Patrick Develtere in De Standaard het woord, hij is de voorzitter van het ACW. Zijn blik is bezorgd, zijn wenkbrauwen staan gefronst. Met de ondergang van Arco en Dexia heeft de Christelijke Arbeidersbeweging een pak geld verloren, en is er ook een inkomstenstroom opgedroogd. Ik ken geen details, maar ik veronderstel dat dit wel een effect zou kunnen hebben op de werking (personeel en activiteiten) van een aantal takken in de beweging.

Hoe is het zover kunnen komen?

Het is niet moeilijk om achteraf  slimme Jan te spelen. Na de feiten is alles plots eenvoudig en evident. Daniel Kahneman schrijft in zijn boek 'Ons feilbare denken' een gans hoofdstuk over achterafkennis, om te besluiten dat het onmogelijk is om de toekomst te voorspellen. Zich deze bescheidenheid en oplettendheid eigen maken is uiterst moeilijk.

Ik kan uit persoonlijke ervaring spreken dat geld het denken en het gedrag van mensen sterk beïnvloedt. Zelfs in de meest katholieke en conservatieve middens werd tien jaar geleden afkeurend neergekeken op het veilige en eenvoudige sparen in overheidsobligaties of spaarboek. Het was toen bijna onverantwoord - slecht huisvaderschap - om het spaargeld van de beweging, groot of klein, op die manier te beheren. In zaken van geld moest op de meest creatieve wijze gezocht worden naar de grootst mogelijke opbrengst.

Ook de vakbewegingen vertoonden en vertonen een gelijkaardig gedrag. Wereldwijd - in België ligt het iets anders - zijn ze nauw betrokken in beleggingen op grote schaal via belangrijke pensioenfondsen waarin ze beheersmandaten hebben.

Ik stel vast dat de financiële crisis ons denken en ons gedrag nauwelijks heeft veranderd. Vandaag vinden we nog steeds dat geld zoveel mogelijk rendement moet opleveren. Hoogstens kiezen we voor een beetje ethisch verantwoord beleggen. Onze houding ten aanzien van geld is ongewijzigd gebleven, geld is nog steeds een levensdoel, een religie. Het is nog altijd het belangrijkste criterium bij het nemen van beslissingen en het maken van keuzes, al wordt het vaak mooi gecamoufleerd met het woord efficiëntie.

Een bank die zich ver weg houdt van speculatie en ook het kleine geld van kleine mensen zorgzaam beheert zou meer dan welkom zijn. De bank van de Christelijke Arbeidersbeweging is op die manier groot geworden. Men zou kunnen hopen dat door de financiële crisis van de laatste jaren een dergelijk alternatief grote kans van slagen heeft. Ik denk evenwel dat het een uiterst moeilijk project zou zijn, want in de geesten van velen is geld toch nog belangrijker dan mensen.

Maar als er één plaats is waar het wel moet lukken, dan is het in de Christelijke Arbeidersbeweging. Het zal zwaar en moeilijk pionieren zijn, het zal naïef, onnozel en belachelijk zijn, en als het succesvol zou worden zal het nóg moeilijker zijn. Het is ooit gelukt. Maar misschien zijn we vandaag collectief te rijk geworden om het roer om te gooien. Waarschijnlijk vrezen we dat er geen geld mee te verdienen valt. Een Rerum Novarum is dus nog actueel.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

maandag 14 mei 2012

Een lesje leren

Ik heb nog nooit een gevangenis van binnen gezien. De smalle ingang van de gevangenis in de Begijnenstraat in Antwerpen ben ik nog niet doorgegaan. En bij de kleine burcht met twee torentjes op de Geldenaakse vest in Leuven (zie foto) heb ik zelfs nog nooit halt gehouden. Het zijn geen aantrekkelijke gebouwen. Allicht was dat ook niet de bedoeling. Het zijn strafinrichtingen.

In De Standaard van vandaag staat een interview met Paul Cosyns. Die man kent iets van gevangenissen. Hij is psychiater en is de voorzitter van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen. Deze raad moet toezien of de rechten van de gedetineerden gerespecteerd worden. Paul Cosyns heeft ontslag genomen uit de Centrale Toezichtsraad. Omdat de federale overheid toch niets doet met de opmerkingen van de raad en zelfs de minimale logistieke steun van een secretaris en een werkingsruimte niet geeft.

Kort geleden heeft de raad een vernietigend rapport afgeleverd over de toestand in de gevangenissen. "Een beschamende inbreuk op de menselijke waardigheid", aldus het rapport. Beschimmelde matrassen, geen stromend water of wc, met drie opgesloten in een eenpersoonscel.

Het is een jarenoud probleem. Maar vandaag is het volgens Cosyns op een punt gekomen dat het niet meer slechter kan met die oude gevangenissen. Hij zegt:
De oude gevangenissen moeten dicht. Maar we moeten ons ook de fundamentele vraag durven te stellen wat we in de toekomst met onze veroordeelden willen aanvangen. Wanneer sluiten we iemand op en hoe kunnen we ervoor zorgen dat dit resultaat oplevert?
Cosyns spreekt over onze veroordeelden. Die onze is voor mij een zeer opvallend woord. Ik lees er een grote betrokkenheid in. En een besef dat daarbij een verantwoordelijkheid hoort. Mogelijk zullen maar weinigen het woord onze in de mond willen nemen als het gaat over veroordeelde mensen. Ik denk echter dat er geen ander woord kan gebruikt worden. Ooit worden ze terug vrijgelaten.

Cosyns vraagt ook of het opsluiten van veroordeelden wel een goede oplossing is, of het opsluiten een resultaat oplevert?

Misschien is een bepaalde afzondering nodig voor mensen die gevaarlijk zijn. En schade moet hersteld worden. Maar uiteindelijk moet de vraag gesteld worden wat de zin kan zijn van straffen. Misschien vindt u dat er soms gestraft moet worden. Om een lesje te leren. Ik daag u uit om in uw eigen verleden te onderzoeken wanneer u een straf hebt gekregen die van u een beter mens heeft gemaakt. Of is dat niet de bedoeling?



Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

vrijdag 11 mei 2012

Dat ik moet leren vliegen

Eén keer per week iets anders doen: met de trein naar het werk. In Haren - een gemeente in het Brussels gewest die toch nog een beetje landelijk is - is er een klein station.

Eigenlijk is het geen station, het is gewoon een perron want er is geen stationsgebouw. Op vrijdag nemen we daar de trein naar het centrum van Brussel. Een stoptrein langs gekende plekken: Bordet, Evere, Meiser, Merode. In Merode stappen we af, naar metro of bus.

Niet ver van het station van Haren is een nieuw gebouw opgetrokken. Het lijkt nog niet helemaal afgewerkt maar is toch bewoond. Vanmorgen ben ik even gaan kijken aan de ingang. "ESPERO" staat er boven de deur.

Op internet vond ik:
Espero wil gezinnen met kinderen met ernstige en chronische gedrags- en emotionele problemen ondersteunen. We zijn een kleinschalig residentieel centrum met 20 plaatsen, gestart in 2006.
We richten ons naar gezinnen uit de regio Brussel-Halle-Vilvoorde.
Espero is één van de zeven centra in Vlaanderen die erkend zijn als observatie- en behandelingscentrum.
We hebben een lagere schoolwerking (6 tot 12jaar) en een adolescentenwerking (12 tot 18 jaar).
Espero betekent 'ik hoop' in het Catalaans en het Portugees. In het Esperanto betekent het 'hoop'. Een mooie naam.

Naast de deur hangt een grote plaat met een reusachtig gedicht. Het is geschreven door de bekende schrijver Bart Moeyaert, speciaal voor Espero vzw.
DE WENS

Wat als het niet de schuld is
van mijn krappe jas. Wat als
de hele wereld past, maar niet
bij mij. Wat als straks blijkt
dat ik al jaren word gemist
in het heelal. Wat zou ik gaten
springen in de lucht. Wat ben
ik buitenaards. Wat mij nog
mooier lijkt is dit: dat ik twee
vleugels van mijn vader krijg.
Dat mijn moeder me verbaast
temidden van een wolk van
veren. Dat brullen wil ik van
ze horen: dat ik moet leren
vliegen met de kleren die ik
draag. Dat mijn schouders
langzaam breder worden en
de wereld weer mijn maat.

De foto hierboven van het gedicht is niet perfect. Ik was gehaast want treinen hebben niet de gewoonte om te wachten voor poëzie. Maar ik denk dat de laatste lijnen van het gedicht mooi genoeg zijn om iedereen uit te dagen: dat ik moet leren vliegen met de kleren die ik draag. Dat mijn schouders langzaam breder worden en de wereld weer mijn maat.

Doe elke week eens een keer iets anders.

PS : dit is blog nummer 300. Daar ga ik vanavond een glas op drinken. 



Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

dinsdag 10 april 2012

Onder uw stand leven

Vorige week, op 2 april, werd in de Verenigde Naties in New York een bijzondere vergadering georganiseerd: Welzijn en geluk - op zoek naar een nieuw economisch model (High Level Meeting on Wellbeing and Happiness: Defining a New Economic Paradigm). 

Het koninkrijk Buthan organiseerde deze vergadering. Het land is de zogenaamde uitvinder van het concept "Bruto Nationaal Geluk". Hiermee richt het zijn beleid al vele jaren op het vergroten van het welzijn en geluk van zijn inwoners, in plaats van zich zoals gewoonlijk te concentreren op economische groei, op het Bruto Nationaal Product.

Het land is er al in geslaagd om een Resolutie (65/309) te laten goedkeuren door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties vorig jaar op 19 juli 2011: Happiness: towards a holistic approach to development.

Groot-Brittannië en Frankrijk vinden het concept van Bruto Nationaal Geluk interessant genoeg om het in eigen land door hooggeplaatste werkgroepen te laten bestuderen. (Zie een vroegere blog)

Niet iedereen is echter al gewonnen om de switch te maken naar happinomics. Een moeilijk punt in de hele discussie is steevast de vraag in welke mate een groter inkomen ook leidt tot een groter geluk. Velen zeggen dat rijkere landen gelukkiger zijn dan arme landen, zoals rijke mensen ook gelukkiger zijn dan arme mensen. Voor hen is de conclusie eenvoudig: zorg dat de economie kan groeien, en een toename van het geluk krijg je er automatisch bij.  

Op het eerste gezicht lijkt deze bewering juist te zijn, maar dat is het niet. Het uitstekende boek "The Spirit Level. Why Equality is Better for Everyone" van Richard Wilkinson en Kate Pickett maakt duidelijk dat vanaf een bepaald niveau van rijkdom het geluk niet meer toeneemt. Heel rijke mensen zijn niet gelukkiger dan gewoon welstellende mensen. Dat geldt voor mensen zowel als voor landen.

Wilkinson en Pickett stelden vast dat er een andere verklaring voor het geluk is dan de rijkdom: gelijkheid. Landen met meer gelijkheid (zoals de West-Europese en Scandinavische landen, maar ook Japan bijvoorbeeld) kennen een gemiddeld hoger niveau van welzijn en geluk dan landen met grote ongelijkheid (zoals de Verenigde Staten). Wilkinson en Picket stellen dus voor om de gemiddelde rijkdom beter te verdelen in plaats van ze te verhogen.

De stelling dat veel geld niet gelukkiger maakt wordt ook onderschreven door alle wetenschappelijke onderzoekers in het boek "Geluk. The World Book of Happinness". Onder meer de Belg Philippe Van Parijs schrijft er in:
Zo is het wijs om uit de greep te blijven van de 'luxekoorts', de destructieve wedloop om steeds meer buitensporige materiële consumptie, door een soberder smaak te ontwikkelen en zo een gelukkig leven te leiden onder onze stand.
Onder onze stand. Zo zegt Van Parijs het, en daarmee zegt hij het veel scherper dan in het gezegde: "Niet boven je stand leven". Knap. 

Nota: ook op 2 april verscheen de eerste editie van het World Happiness Report van de Verenigde Naties. Je kan het lezen op de website van het Earth Institute.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

zondag 8 april 2012

De steen was al weggerold

Vandaag is het Pasen ! Marcus vertelt hoe drie vrouwen, Maria uit Magdala, Maria de moeder van Jakobus en Salome naar het graf van Jezus gaan.
Op de eerste dag van de week gingen ze heel vroeg in de ochtend, vlak na zonsopgang, naar het graf. Ze zeiden tegen elkaar: "Wie zal voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?" Maar toen ze opkeken, zagen ze dat de steen al was weggerold; het was een heel grote steen.
Misschien is dat ook Pasen : loskomen van het harde werken. Opkijken, en zien dat de steen weg is.

Zalig Pasen !


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

zaterdag 7 april 2012

Wat we willen en wat we hebben

In het boek “Geluk. The World Book of Happiness” van Leo Bormans heeft ook de Belg Philippe Van Parijs een bijdrage geschreven. Van Parijs is niet zo bekend, maar studeren en doceren kan hij als de beste. Aan universiteiten overal in de wereld heeft hij lesgegeven. Hij woont in Brussel.

Wat hij schrijft in het boek is merkwaardig omdat het afwijkt van wat de meeste andere onderzoekers hebben geschreven. Philippe Van Parijs zegt niet dat we een gelukkig leven moeten nastreven, maar een goed leven. Dat is de opdracht voor elke mens individueel.

Evenmin vindt hij dat we op collectief vlak een gelukkige maatschappij moeten nastreven. Wel moeten we ijveren voor een zo rechtvaardig mogelijke samenleving. Het is geen garantie dat iedereen dan gelukkiger zal zijn maar het schept wel de meeste kansen daartoe.

Als we binnen deze grenzen gelukkiger willen worden, dan zijn er volgens hem slechts twee manieren:
door wat we hebben dichter te brengen bij wat we willen, en 
door wat we willen dichter te brengen bij wat we hebben.
Van Parijs heeft veel filosofie gestudeerd, en dat is er aan te merken bij dit soort zinnen. We moeten trachten om onze verlangens meer in overeenstemming te brengen met wat we al hebben, en omgekeerd. Voor hem geldt deze regel voor alle aspecten van ons leven. Niet enkel voor de materiële goederen, maar ook voor onze ambities in de liefde, op het werk, voor het goede doel. Geluk wordt dan een deel of een neveneffect van het feit dat we een leven leiden dat wij goed vinden.
Wie weet is het wel niet zo belangrijk dat ons leven minder gelukkig is dan het had kunnen zijn, zolang het volgens onze eigen maatstaven maar goed of zo goed mogelijk is.
Veel dingen die ons leven goed maken, zullen pas zichtbaar worden of in vervulling gaan als wij er niet meer zijn. We zullen het dus niet weten. Maar we kunnen het wel hopen. En als we dat doen, kunnen we het geluk vinden. Niet omdat we het zochten, maar omdat het gewoon een welkom neveneffect is van doen wat we dachten te moeten doen.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

vrijdag 6 april 2012

Extraverte mensen zijn gelukkiger ?

Al ben ik geen wereldleider, ik heb ook het boek gekregen dat alle wereldleiders cadeau kregen. Het boek 'Geluk. The World Book of Happiness' van Leo Bormans is voor hen door Herman Van Rompuy persoonlijk op de post gedaan. Voor mij was het minder prozaïsch: er zat een bon in mijn krant voor een gratis exemplaar bij de boekhandel met dezelfde naam als mijn krant.

Leo Bormans heeft voor dit boek aan honderd wetenschappelijke onderzoekers – in het domein van het geluk – gevraagd om in maximaal duizend woorden hun werk samen te vatten als een boodschap aan de wereld.

Het resultaat is de moeite. Het meest merkwaardige is dat er niet honderd keer eenzelfde boodschap wordt verkondigd. Allerlei verschillende en onverwachte aspecten passeren de revue: oprechtheid, vergevingsgezindheid, de sociale kring, het belang van sport, vertrouwen, intimiteit, en nog enorm veel meer. Er zijn duidelijk meerdere wegen mogelijk om geluk te vinden, én de invulling die aan geluk wordt gegeven is niet overal hetzelfde. Amerikanen zullen sommige aspecten van geluk anders invullen dan Chinezen.

Eén aspect is mij tijdens het lezen speciaal opgevallen. Verschillende wetenschappers schrijven dat er een sterk verband is tussen extravertheid en geluk. Ik citeer enkele zinnen.
  • Onderzoek bij Iraanse studenten heeft uitgewezen dat atleten een extravertere persoonlijkheid hebben en gelukkiger zijn dan niet-atleten. Bovendien is er ook bij de groep van niet-atleten een sterk verband tussen extravertheid en geluk. (Vahid Sari-Saraf, Iran)
  • Ontwikkel een extraverte, sociale persoonlijkheid. Gelukkige mensen zijn bijzonder extravert en vriendelijk. (Gary T. Reker, Canada)
  • Extraverte personen maken efficiëntere keuzes (zoals sociale steun zoeken) ; extraverte personen hechten meer belang aan positieve ervaringen ; grote extravertheid zal het geluk bevorderen. (Katja Uglanova, Rusland)
  • Er zijn enkele psychologische factoren die geluk duidelijk in de hand werken, onder meer extravertheid. Extraverte mensen hebben een hogere geluksscore dan introverte. (Reynaldo Alarcón, Peru)
Dat is niet zo leuk om te lezen voor mensen die eerder introvert zijn, zoals ik. Er zijn in het boek veel onderzoekers die niets zeggen over dit aspect, en dat is mogelijk geruststellend. Er is zelfs een onderzoeker die schrijft:
Onderzoekers hebben vastgesteld dat extraverte mensen gelukkiger zijn dan introverte. Toch ben ikzelf introvert, maar niet ongelukkig. (Marek Blatny, Tsjechië)
Ondertussen heb ik het recente boek 'Quiet. The Power of Introverts in a World That Can't Stop Talking' van Susan Cain gelezen. Het is een zeer interessant boek over de kenmerken van introverte en extraverte persoonlijkheden. Het is duidelijk dat de termen 'introvert' of 'extravert' niet voor iedereen hetzelfde betekenen.

Ik heb wel begrepen dat extraverte mensen een aantal zaken prettig vinden die door introverte mensen niet zo ervaren worden, en omgekeerd. Een avondje alleen, een rustig weekend niets doen kan voor een introvert zeer deugddoend zijn, terwijl dat voor een extravert minder het geval zal zijn. Dat betekent dus ook dat de extraverte onderzoeker een avond feesten met veel vrienden hoger zal plaatsen op de score van geluk dan een introverte dat zou doen. Het geluksonderzoek is dus in een aantal gevallen eventueel bevooroordeeld door de persoonlijkheid van de onderzoeker.

Het is natuurlijk ook mogelijk dat een aantal onderzoekers ervan uitgaat dat extraversie te maken heeft met persoonlijkheid (= aangeleerd gedrag) en niet met temperament (=aangeboren). Dat is niet correct, het is duidelijk dat je geboren wordt als (eerder) introvert ofwel als (eerder) extravert. In eerder extraverte landen (zoals de Verenigde Staten) wordt introversie soms als een afwijking of een pathologie beschouwd die je zoveel mogelijk moet afleren. Zo'n ingesteldheid heeft zeker een effect op de vraag hoe je gelukkig kan worden.

Ik heb dus niet enkel de teksten van de verschillende onderzoekers gelezen in het boek van Leo Bormans, maar heb ook gekeken naar hun land van herkomst en hun opleiding en beroep. Omdat ik daarin soms een aanwijzing vond over het waarom van hun opvattingen.

Uiteindelijk vind ik dat de bijdragen van de Belgen tot de beste van het boek behoren (vooral dan die van Peter Adriaenssens en Philippe Van Parijs). Ik kan niet anders dan toegeven dat dit misschien een geval is van bevooroordeeld zijn. Wat me toch doet besluiten dat een mens gelukkiger is als hij thuis is, omringd door mensen die ongeveer dezelfde waarden delen. Of zou een extravert daar anders over denken ?



Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

vrijdag 23 maart 2012

De kerken van de kerk

In juni vorig jaar heeft Minister van de Vlaamse regering Bourgeois een nota gepubliceerd met als titel "Een toekomst voor de Vlaamse parochiekerk". Minister Bourgeois neemt een positieve start, want hij ziet blijkbaar 'een toekomst' voor de parochiekerk.

Nochtans is er het gekende probleem dat de kerken wekelijks steeds minder bezoekers aantrekken. Vlaanderen telt 1800 kerken, en ongeveer 5% van de Vlaamse bevolking (250.000 mensen) neemt wekelijks nog deel aan de mis. Dat is een sterke achteruitgang: in 1976 ging een derde van de Vlamingen wekelijks naar de mis. Dertig procent van de burgerlijke huwelijken vandaag wordt gevolgd door een plechtigheid in de kerk. En nog 70% van de begrafenissen vindt plaats in een parochiekerk.

De Minister nodigt alle betrokkenen uit om over de kwestie na te denken. Ook de kerk (zie noot onderaan) zelf denkt na. Ik heb daarbij wel de indruk dat ze zich vooral concentreert op één aspect, met name het steeds kleiner aantal priesters. Het aantal beschikbare priesters lijkt het belangrijkste criterium te worden om een oplossing voor de situatie te vinden. Er zijn minder priesters, maar omdat er ook minder gelovigen zijn kan aan die gelovigen gevraagd worden om vanuit een ruimere omgeving naar een wekelijkse mis te gaan. Zo is - voor de kerk althans - het probleem opgelost. De parochies worden groter gemaakt of samengevoegd.

Hierbij wordt echter geen antwoord gegeven op de vraag van het teveel aan kerken, nochtans de centrale vraag van de Minister. Die heeft de verdienste om het aspect van het kerkgebouw ruimer te stellen dan de zondagse viering. Hij schrijft :
Vele dorpen en wijken zijn gegroeid rond de parochiekerk waardoor deze van oudsher een centrale plaats heeft ingenomen in de gemeenschap. Naast de eigen, intrinsiek religieuze en de eventueel cultuurhistorische of architectonische waarde, hebben deze gebouwen in vele gevallen ook een belangrijke landschappelijke en stedenbouwkundige waarde.
De kerk als gebouw betekent veel meer dan louter een plaats om 's zondags een eucharistie te vieren. Het is dus volgens mij niet correct om een kerkgebouw op te geven omdat er geen priester meer is. De aanspraak van de kerk op het kerkgebouw is uiteraard historisch groot, maar kan niet exclusief zijn. De verantwoordelijkheid voor het gebouw en het belang ervan in en voor de lokale gemeenschap mag zij niet ontvluchten. De betekenis van het gebouw gaat immers verder dan haar zondagse functie. Het is niet omdat ze geen priesters meer heeft om er in de zondagse eucharistie voor te gaan dat de kerk haar gebouwen zou mogen laten vallen. De kerkgebouwen zijn niet het alleenrecht van de kerk. Het kerkgebouw is er in de eerste plaats voor de lokale gemeenschap.

Ik heb de indruk dat de lokale gemeenschap in de laatste decennia voor zichzelf geen plaats meer vindt in haar eigen kerk. Nochtans is er een steeds groeiende vraag van mensen naar verdieping, stilte, spiritualiteit. Soms is er zelfs een behoefte of een zoeken naar een mogelijke verbondenheid (= religie) met iets hogers, met (een) god/God. Om duizend-en-een redenen lukt het de kerk vandaag nog nauwelijks om op deze vragen en behoeften in te spelen. De deuren van de uitgelezen plek om een plaats te geven aan deze vragen en behoeften - het kerkgebouw - worden enkel geopend als de priester voorgaat in de eucharistie.

Is het niet jammer dat meer en meer mensen voor een begrafenis uitwijken naar het funerarium waar een dienst wordt aangeboden die in het kerkgebouw geen plaats krijgt ?
Is het niet jammer dat de inzegening van een band van trouw tussen twee mensen geen plaats krijgt in de kerk omdat één van hen gescheiden is of van hetzelfde geslacht is als de ander ?
Is het niet jammer dat gescheiden mensen niet ten volle welkom zijn in de zondagse dienst in de kerk ?
Is het niet jammer dat vele mensen zowat overal op zoek gaan naar spiritualiteit, in abdijen, boeken, bijeenkomsten allerlei, en het niet vinden in de zondagse vieringen in de kerk ?

Een steeds kleinere groep mensen bepaalt wat er kan en mag gebeuren in het kerkgebouw. Op die manier is het huis van God niet meer het huis van de God van iedereen. Misschien moet daarom het kerkgebouw 'teruggegeven' worden aan de lokale gemeenschap, omdat elke gemeenschap behoefte heeft aan introspectie, stilte, bezinning, aan stilstaan bij blijde en droeve gebeurtenissen. Heeft niet iedereen recht op een plaats - op de plek waar hij of zij woont - om met (een) God in relatie te komen?

Misschien moet de kerk vandaag daarom een stapje achteruit zetten om plaats te maken voor iets onbekend. Zoals God ook deed toen hij de wereld schiep: een stap achteruitzetten en ruimte geven aan de mensen, zonder te weten hoe dat zou aflopen. God is door zijn schepping niet kleiner geworden, integendeel. De kerk hoeft voor deze stap ook niet bevreesd te zijn.

Noot : ik heb kerk cursief geschreven als ik niet het gebouw bedoelde, maar de kerk als instelling.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

vrijdag 16 maart 2012

Met goede bedoelingen de grondwet buitenspel zetten

De grondwet is het fundament van alle regelgeving van het land. Alle wetten moeten in overeenstemming zijn met de grondwet. De grondwet legt de meest belangrijke werkingsregels vast van het land.

Het is dus ook evident dat de grondwet niet zo eenvoudig kan gewijzigd worden als een gewone wet. In de eerste plaats omdat niemand wenst dat de grondwet even gemakkelijk kan gewijzigd wordt als een gewone wet. Je kan geen spel meer spelen als de spelregels zo flexibel zijn als het spel zelf. Die algemene wens van standvastigheid is vervolgens formeel vertaald in een specifiek artikel 195 – in de grondwet – dat bepaalt hoe de grondwet zelf kan gewijzigd worden.

De kern van de procedure om de grondwet te kunnen wijzigen is dat het in twee duidelijk gescheiden fazen moet gebeuren, met daartussen parlementsverkiezingen. In de eerste stap bepaalt het parlement welke artikelen uit de grondwet gewijzigd mogen worden. Enkel een lijst dus, zonder zelfs te mogen vastleggen hoe die wijzigingen er moeten uitzien. De tweede stap volgt na verkiezingen, waar het nieuwe parlement de artikelen van de grondwet die aangeduid werden kan wijzigen. Al de stemmingen hierover moeten bovendien met een bijzondere meerderheid van stemmen gebeuren. Er zijn dus drie drempels: de lijst van artikelen, een verplichte tijdspanne, en een bijzondere meerderheid bij de stemmingen.

Vandaag zijn twee van de drie drempels afgebroken: artikel 195 is aangepast. Er is geen verplichte ontbinding van het parlement met nieuwe verkiezingen meer nodig. En vanaf vandaag kan het parlement elk artikel van de grondwet aanpassen en veranderen: het is niet gebonden aan de vooraf opgestelde lijst.

Dit is gebeurd omdat de staatshervorming waarover zolang is onderhandeld (met onder andere de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde) anders niet kan uitgevoerd worden. Een aantal artikelen uit de grondwet die niet op de lijst stonden van het vorige parlement moeten daarvoor veranderd kunnen worden.

Heel begrijpelijk, inderdaad. Het resultaat is wel dat de grondwet vandaag kan veranderd worden bijna zoals een gewone wet kan veranderd worden. Dat is een zeer zware degradatie van de grondwet. Het is een cliché, maar hier kan volgens mij terecht geklaagd worden: “de grondwet is geen vodje papier”. Een democratie is voorlopig nog altijd de beste bestuursvorm, maar ze moet wel beschermd worden.

Natuurlijk zal het parlement het regeerakkoord zo correct mogelijk uitvoeren, en zal er voor het overige niets schokkends met de grondwet gedaan worden. Ik twijfel niet aan de goede intenties van al wie vandaag verantwoordelijk is voor het politieke beleid en de politieke toekomst van ons land. Maar de grendels, de drempels zijn weg. In de komende twee jaren zal de verleiding misschien groot zijn om in de grondwet iets te veranderen, in de waan van de dag, want het is voor het ogenblik toch mogelijk… Ik hoop dat niemand op het idee zal komen van ons land een dictatuur te maken – een bestuursvorm die volgens velen in tijden van crisis veel handiger is dan een democratie - , maar zelfs dat is vandaag niet meer onmogelijk. Een democratie die overmoedig is loopt grote risico’s.

Onze politieke leiders hebben afgesproken om op het einde van de legislatuur van dit parlement de grendels en drempels in artikel 195 terug gewoon op hun plaats te zetten, zodat alles weer wordt zoals voorheen. Mooi, dat zijn goede bedoelingen. Maar daarmee wordt de degradatie van de grondwet vandaag niet ongedaan gemaakt. Goede bedoelingen kunnen nooit een verontschuldiging zijn voor verkeerde handelingen. We hebben te vaak in de geschiedenis gezien hoe dwaasheden – en veel erger – begaan zijn met de allerbeste bedoelingen.

Ik ben vooral bezorgd omdat ik twijfel aan de kwaliteit en de integriteit van onze politieke leiders. Door vandaag artikel 195 buiten spel te zetten tonen ze drie dingen die mij bezorgd maken. Ze zijn ongeduldig, ze zijn creatief in het naar hun hand zetten van de spelregels, en ze spreken alleen over hun goede bedoelingen.

De Engelstalige afkorting TINA is vandaag in de mode: there is no alternative. Laat die mode maar vlug verdwijnen: er is altijd een alternatief. Behalve in een dictatuur.


TITEL VIII 
DE HERZIENING VAN DE GRONDWET 
Art. 195.- De federale wetgevende macht heeft het recht te verklaren dat er redenen zijn tot herziening van zodanige grondwettelijke bepaling als zij aanwijst. 
Na deze verklaring zijn beide Kamers van rechtswege ontbonden. 
Twee nieuwe Kamers worden overeenkomstig artikel 46 bijeengeroepen. 
Deze Kamers beslissen, in overeenstemming met de Koning, over de punten die aan herziening zijn onderworpen. 
In dit geval mogen de Kamers niet beraadslagen wanneer niet ten minste twee derden van de leden waaruit elke Kamer bestaat, aanwezig zijn; en een verandering is alleen dan aangenomen, indien zij ten minste twee derden van de stemmen heeft verkregen. 

Art. 196.- Er mag geen herziening van de Grondwet worden ingezet of voortgezet in oorlogstijd of wanneer de Kamers verhinderd zijn vrij bijeen te komen op het federale grondgebied. 

Art. 197.- Tijdens een regentschap mag in de Grondwet geen verandering worden aangebracht wat betreft de grondwettelijke macht van de Koning en de artikelen 85 tot 88, 91 tot 95, 106 en 197 van de Grondwet. 

Art. 198.- In overeenstemming met de Koning kunnen de grondwetgevende Kamers de nummering van de artikelen en de onderverdelingen van artikelen van de Grondwet, evenals de onderverdeling van de Grondwet in titels, hoofdstukken en afdelingen aanpassen, de terminologie van de niet aan herziening onderworpen bepalingen wijzigen om deze in overeenstemming te brengen met de terminologie van de nieuwe bepalingen en de Nederlandse, de Franse en de Duitse tekst van de Grondwet met elkaar in overeenstemming brengen.
In dit geval mogen de Kamers niet beraadslagen wanneer niet ten minste twee derden van de leden waaruit elke Kamer bestaat, aanwezig zijn; en de veranderingen zijn alleen dan aangenomen, indien het geheel van de wijzigingen ten minste twee derden van de stemmen heeft verkregen.



Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

zondag 11 maart 2012

Waarom een blog schrijven ?

Nog enkele teksten schrijven en ik ben aan nummer 300 in deze blog. Ik vroeg me af waarom ik dat doe, regelmatig iets schrijven, en waarom ik het aan iedereen wil aanraden.

Er is één reden waarom ik het zeker niet moet doen, en dat is om succes of prestige te behalen. Het is natuurlijk heel aangenaam om te merken dat sommige teksten meer dan honderd keer gelezen (of aangeklikt ?) worden. Maar ik ben vlug tot de vaststelling gekomen dat het dan teksten zijn met een populair woord in de titel: geluk, dankbaarheid, euro, liefste. Nuchterheid is dus zeer nodig. Ik schrijf dus vooral voor mezelf.

Ik schrijf om mijn gedachten in een zin te krijgen, en als het kan nog liefst in een mooie zin. Ik denk dat het niet toevallig is dat het woord "zin" twee betekenissen heeft. Als zin in een tekst, en als synoniem voor betekenis. Gedachten blijven wazig, zinloos, zolang ze niet op papier staan. Ze krijgen zin van zodra ze in een zin gegoten zijn. Het zijn dan geen vage gedachten of gevoelens meer, het zijn woorden geworden waarmee ik verder kan.

Dat schrijven is tegelijk ook een oefening om na te gaan of wat geschreven staat juist en volledig weergeeft wat ik dacht of denk. Staat er niet te weinig ? Is het duidelijk genoeg ? Staat er niet teveel, herhaal ik misschien teveel hetzelfde ?

Schrijven is zeker een uitdaging om me te concentreren, met één zaak bezig te zijn. Aandachtig zijn met iets dat niet tastbaar is, is moeilijk zonder het hulpmiddel van het schrijven. Door het schrijven ben ik verplicht om geconcentreerd over iets na te denken, zonder mogelijkheid om af te dwalen. De wisselwerking tussen de materiële act van het schrijven en het geconcentreerd nadenken leidt tot een resultaat. Nadenken zonder schrijven verdwaalt vlug langs onbedoelde wegen. Het schrijven houdt me op de gedachten-weg die ik wil gaan, en brengt me meestal verder dan ik verwacht had, tot nieuwe inzichten.

Het schrijven helpt ook het denkproces verder vooruit, omdat de geschreven zinnen gekristalliseerde gedachten zijn geworden.  De gedachten zijn tastbaar materiaal geworden waarmee ik verder kan bouwen, waaraan iets kan groeien.

Wat ik genoteerd heb onthoud ik ook beter, ik kan het gemakkelijker vasthouden dan een gewone gedachte die opkomt en wat later weer vergeten is.

Al die teksten die ik ondertussen geschreven heb worden stilaan een kaart van wat ik belangrijk vind. Na tien of twintig blogs is dat niet duidelijk. Na honderd of tweehonderd blogs begint er zich al iets af te tekenen. Thema's die terugkomen, dingen die me aan het hart liggen en die ik wil vasthouden. De puntjes worden patronen, de cirkels worden duidelijk. Mijn hoofd wordt stilletjes aan ontsloten, met elke tekst komt er wat meer van mezelf, voor mezelf, in het daglicht te staan. 

Al schrijvend slaag ik er in om mezelf beter te lezen.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :