zaterdag 15 juni 2013

Ooit komt de beloning...

‘Atheïsten die een goed leven leiden, zullen door Jezus gered worden en in de hemel opgenomen worden.’ Die opmerkelijke woorden sprak paus Franciscus einde mei tijdens een mis in Rome.

Opmerkelijke woorden zijn het, en ze hebben al wat commentaren uitgelokt. Want de kwestie wie er in de hemel kan komen ligt voor gelovigen nogal gevoelig.

Ik las dat heel wat atheïstische organisaties enthousiast reageerden, omdat door de woorden van de paus mensen minder wantrouwig met elkaar zullen omgaan.

De zure commentaren komen dus uit de christelijke hoek. Velen begrijpen niet dat ongelovigen ook in de hemel zouden kunnen komen. Een belangrijke woordvoerder van het Vaticaan liet trouwens snel weten dat 'ongelovigen wel degelijk naar de hel gaan'.

Ik veronderstel dat de meeste atheïsten deze discussie minstens met een glimlach zullen bekijken. De hemel zal voor hen immers worst wezen. Ik denk dat de paus zich niet in de eerste plaats tot hen heeft gericht. Het was volgens mij niet zijn bedoeling om hen aan te moedigen bij het christendom aan te sluiten. Ik meen eerder dat zijn woorden gericht waren naar de gelovigen die een afwijzende houding aannemen ten opzichte van wie niet gelovig is.

'Het goede doen is niet voorbehouden aan de gelovige christenen', zei de paus. 'Het vermogen om goed te doen beperkt zich niet tot katholieken, christenen of gelovigen.'

Het is al te menselijk om mensen in twee groepen te verdelen: de goeden en de slechten. Deze "verdelende" houding, een houding van "uitverkorenheid", heeft ook veel aanhangers in het christendom, hoewel ik de indruk heb dat de huidige paus hier tegenin gaat.

Naast de mensen die vinden dat ze uitverkoren zijn, zijn er ook die van oordeel zijn dat de hemel voorbehouden moet zijn voor wie er veel inspanningen voor gedaan heeft. Wie geleefd heeft zonder zich iets aan te trekken van God noch gebod kan volgens hen niet met open armen in de hemel ontvangen worden. Dat is trouwens de kwade reactie van de oudere broer van de verloren zoon, als hij vaststelt dat zijn vader een feest organiseert voor die verloren zoon (Lucas 15):
Maar hij gaf zijn vader ten antwoord: “Ik dien u nu al zoveel jaren en nooit heb ik een gebod van u overtreden, maar mij hebt u nog nooit een bokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen, die uw vermogen met hoeren heeft verbrast, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.”
De Amerikaanse jezuïet en theoloog Joe Simmons drukt zijn verwarring en verontwaardiging uit:
Hoe kunnen atheïsten dezelfde beloning ontvangen? Ik heb heel wat zondagstijd geïnvesteerd in mijn zielenheil… waarom moeten zij niet hetzelfde doen?”
Waarom ? De vraag die hierbij hoort is inderdaad waarom. Maar niet een jaloers waarom: waarom zij wél en ik niet? Wel een uitzuiverend waarom: waarom doe ik wat ik doe, waarom geloof ik, waarom probeer ik het goede te doen? Zolang je nog met externe motieven op deze waarom-vraag antwoordt - bijvoorbeeld om in de hemel te geraken, om later beloond te worden, om uitverkoren te worden, omdat ik beter ben - zolang is er nog verdere verdieping en uitzuivering nodig, zolang is er nog farizeeërs-gedrag.

In de hemel zal je enkel mensen vinden die goed deden zonder de bedoeling in de hemel te geraken. Wie hier en nu met goede wil een beetje hemel op aarde maakt, die heeft geen uitzicht op latere beloning nodig. De hemel hier en nu is immers het enige wat telt. De rest komt vanzelf, wat de farizeeërs er ook mogen over vertellen.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

maandag 10 juni 2013

Vaderschap

Ik werd er gisteren regelmatig aan herinnerd: het was vaderdag. Ik heb meerdere keren felicitaties in ontvangst kunnen nemen. Dat is zo'n beetje zoals met een verjaardag: je wordt geprezen zonder dat je er - ogenschijnlijk - enige inspanning voor geleverd hebt. Het zou leuk zijn als je af en toe op het werk een dergelijke behandeling kreeg.

Vaderdag dus. Vaders hebben het niet onder de markt. Want hun rol is niet meer zo evident als vroeger. Toen was vader de kostwinner, hij nam de beslissingen en het ganse gezin was hem gehoorzaamheid verschuldigd. Daar schiet vandaag niet veel meer van over. De mama's hebben daar ongeveer de helft van afgeknabbeld: zij verdienen ook de kost, zijn gelijke partner in het nemen van beslissingen, en hebben lak aan gehoorzaamheid. (Sorry, ik bedoel dat niet misprijzend !)

Wat een verschil met het moederschap. Daar kan de vader niets van overnemen - niets. Bovendien zegt iedereen - iedereen ! - dat alleen mama's echt weten wat het kind nodig heeft. Omdat het in hun natuur zit. Geen discussie mogelijk. 

De vaders hebben hun terrein de laatste vijftig jaar dus danig zien krimpen. Ze hebben bijgevolg niet zoveel mogelijkheden meer om goede punten te halen. Voeg daarbij de job die veel aandacht eist, en een mislukt vaderschap is bijna gegarandeerd. Vader, je zou van minder gestresst raken.

De Standaard van gisteren heeft enkele tips, gevonden bij Paul Raeburn, een Amerikaans wetenschapsjournalist.
Vaders floreren wanneer ze voldoende geld kunnen verdienen om in het levensonderhoud van hun gezin te voorzien. Ze floreren wanneer ze voldoende tijd hebben om met hun kinderen te spelen, ze voor te lezen, samen dingen te bouwen of te knutselen. Ze floreren wanneer ze tijd hebben om na te denken over de zorg voor hun kinderen. En wanneer ze een goede verstandhouding hebben met hun partner.
Als vader ben je niet veel met deze goede raad. Het blijft een moeizaam proces van zoeken en proberen, zonder veel aanwijzingen vanuit de omgeving. En ik denk dat het zo nog wel een tijd zal duren. De samenleving heeft er vele eeuwen over gedaan om de emancipatie van de vrouw te realiseren - grotendeels toch. Evenzeer zal er nog veel tijd nodig zijn voor de emancipatie van de vader, een breed besef in alle lagen van de samenleving dat de vader een belangrijke en onvervangbare rol te vervullen heeft, als vader. 

We staan hier nog maar aan het begin, want we weten amper wat de rol van de vader zou kunnen zijn. Gelukkig is er nog de tweede zondag van juni, als de gezamenlijke gilde van de commerçanten van oordeel is dat de vaders in de watten gelegd moeten worden.



Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

zaterdag 8 juni 2013

Werken aan ons geluk

'Waarom is het zo moeilijk om gelukkig te worden' is de ondertitel van een boek van Michael Foley. Het favoriete boek van Tom Barman (dEUS) - zo staat het prominent op de kaft - heeft als hoofdtitel 'Absurde overvloed'. De oorspronkelijke Engelse titel legt de klemtoon enigszins anders. 'The Age of Absurdity' legt meer accent op de absurditeit dan op de overvloed.

Als het er om gaat gelukkig te worden wil ik nog graag een inspanning doen. De hemelse staat van gelukzaligheid heb ik nog niet bereikt, maar dat wil niet zeggen dat ik alle hoop heb verloren. Een boek lezen over de kwestie is in dit licht een kleine moeite. Alle baten helpen.

Ik heb er al enkele gelezen in deze categorie, en ik beken eerlijk dat dit boek boven vele andere uitsteekt. Michael Foley weet waarover hij schrijft, hij doet dat met plezier en zwier - volgens de achterflap is hij ook dichter en romanschrijver, hij kan dus goed met woorden en zinnen overweg - maar gaat naar de kern op een scherpe, verbazend rechtlijnige wijze.

Wat is de betekenis van 'absurd', van 'absurditeit' ? Van Dale gebruikt 'dwaas', 'onnozel' als verklarende woorden, 'strijdig met de rede'.  Ik zou er ook het aspect 'zinloosheid' aan toevoegen, met een snuifje grappigheid zoals in 'belachelijk'.

Het is wel gedurfd om het woord 'absurd' te gebruiken voor essentiële levensdomeinen. Nochtans zijn er hoofdstukken in het boek over de absurditeit van geluk, de absurditeit van het werk, de absurditeit van de liefde, de absurditeit van ouder worden.

Is het dan zo erg gesteld met onze levenswijze, met het leven ? Oppervlakkig gezien lijkt het boek van Foley op het boek Prediker in de Bijbel : ijdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid. Wie wat somber is ingesteld zou met zoveel absurditeit, zoveel belachelijke zinloosheid geneigd zijn het bijltje erbij neer te gooien.

Er is zoveel absurditeit omdat we het leven te graag aan de gemakkelijke kant nemen, zegt Foley, en omdat we teveel aandacht geven aan de 'buitenkant', de status. Over de absurditeit van het werk citeert hij Erich Fromm :
'Er is geen enkele andere periode in de geschiedenis waarin vrije mensen hun energie zo volledig in dat ene doel hebben gestopt: werk.'
Het werk is natuurlijk altijd noodzakelijk geweest om een zeker inkomen te verkrijgen. Maar de intrinsieke waarde van 'werken' is zwaar op de achtergrond geraakt ten gunste van de verblindende neveneffecten : status, auto, rijkdom, roem, macht, luxe, zekerheid... Allemaal dingen die uiteindelijk absurd zijn, van de dag op de andere kunnen wegvallen en geen diepe betekenis en zin geven aan het leven. 

Ons werken heeft steeds een bepaald doel, een resultaat dat we willen bereiken. Werken heeft een gerichtheid. Maar het essentiële is het werken zelf, de zin van het werk zit in het werk zelf. Werk dat goed gedaan wordt verschaft ons vreugde, verheffing, overstijging, vooral terwijl we met het werk bezig zijn. Een mooi resultaat is aanmoedigend maar niet noodzakelijk. De uitdaging van het werk, waarbij we telkens onze kennis en ervaring kunnen gebruiken, aangevuld met de routine die we verworven hebben, maakt het werk ten diepste zinvol voor ons. Een zinvolheid die niet te vinden is in roem, status en luxe.

We vergissen ons als we denken dat het resultaat van het werk belangrijker is dan het werk zelf. Die rijkdom, status, roem en luxe zijn slechts nevenproducten. Als we ze echter teveel waarde geven ontwaarden we de zin van het werken zelf. We worden dan meer en meer aangetrokken om werk te doen dat zeer weinig zin en betekenis in zichzelf heeft, louter omdat we zo geïnteresseerd zijn in de bijproducten ervan. We foppen onszelf dus twee keer : we doen (te veel) werk dat op zich weinig verheffends heeft, om iets te bereiken dat ook weinig zin geeft.

Het werken is een noodzakelijk kwaad geworden, een bezigheid waar we zoveel mogelijk onderuit willen komen, waar we zo gemakkelijk mogelijk van af willen geraken. We willen zo snel mogelijk naar het resultaat, het bij-effect, om uiteindelijk vast te stellen dat het allemaal een absurd gedoe is.

Het werk op zich is zinvol, belangrijk, en geeft ons de nodige voldoening. Het is het werken zelf dat de vreugde kan verschaffen, niet het resultaat. Werken in de tuin geeft voldoening, ook als de tomaten dit jaar niet veel hebben opgeleverd. Zwoegen op een Excel-sheet geeft voldoening, ook als het resultaat nog niet perfect is. Het is het lesgeven in de klas dat voldoening geeft, de interactie, ook al zullen de studenten niet allemaal geslaagd zijn voor het examen.

Het is een simpele waarheid, te gemakkelijk vergeten. Absurd eigenlijk. Werk dat gebeurt met aandacht, toewijding, inzet, wijsheid en verstand, dat is altijd verrijkend, ongeacht het resultaat. Wie het resultaat loskoppelt van het werk, en hoopt dat er een gemakkelijke binnenweg is om dat resultaat te bereiken, zal maar een beperkt plezier beleven. 

Werk beoordelen op het resultaat is dus niet slim, vooral niet je eigen werk. Het resultaat is een welkom neveneffect, het geeft ons ook richting, maar het is niet het echte doel.

Onze overdreven aandacht en focus op het resultaat, op het doel is absurd volgens Foley. Wat telt is de weg die je gaat, en hoe je die gaat. Wie die weg zo snel mogelijk wil gaan, op de meest gemakkelijke manier, zal resultaten bereiken die weinig betekenis hebben. Het doel geeft ons gerichtheid, maar het is de weg die ons gelukkig zal maken.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

zaterdag 1 juni 2013

Meer mensen meer wereld bieden

Ik lees in De Standaard van vandaag het dankwoord van de Nederlandse schrijver A.F.Th. Van der Heijden dat hij vorige donderdag uitsprak bij de uitreiking van de P.C. Hooftprijs.

Zijn dank gaat onder meer uit naar de taal, zijn gereedschap, en hoe taal overal en in alles aanwezig is, dat alles is taal.
Zonder die taal geen plastische verslaggeving van rampen, vreugdevuren, sportprestaties. Zonder vitaal gehouden Nederlandse taal geen troonrede, geen abdicatie, geen televisie, geen glazen huis op de Dam. Zelfs de twee minuten stilte op de vierde mei kunnen het niet zonder woorden stellen. (...)
De economie, het politieapparaat, de hele samenleving... het drijft allemaal op taal. Alles wordt door taal gevoed. Alles is taal. Zelfs bezuinigen gaat niet zonder.
Elders antwoordt hij op een kritiek als zou zijn werk hinderlijk complex zijn. Hij beschouwt het nochtans als een taak om complexiteit te vereenvoudigen in zijn werk. Maar met versimpeling schiet niemand op. 
De pioniers van de globalisering laten te vaak en te luid hun trots horen dat ze de wereld 'kleiner' hebben gemaakt. 'Jongen, je vliegt tegenwoordig in een paar uur van Amsterdam naar Melbourne.' Ze missen de boot: het komt er juist op aan de wereld groter te maken. Meer mensen meer wereld te bieden.
Ik hou van dergelijke zinnen. Als reactie op de stelling dat je op enkele uren naar de andere kant van de wereld kan vliegen antwoorden dat je de boot mist. Die boot als symbool voor traag reizen, voor een aloude manier van reizen over water zoals de mens van oudsher over land te voet reist, waarschijnlijk de enige respectvolle manier van reizen.

De boot mist. Van der Heijden had een andere uitdrukking kunnen gebruiken. Maar door de boot smokkelt hij het woord missen in zijn antwoord en laat hiermee aanvoelen dat wie graag zo snel wil vliegen vooral ook iets mist.

Het komt er juist op aan om meer mensen meer wereld te bieden. Dit is een prachtige zingeving aan de globalisering. Het is een opdracht die kan tellen, voor ieder van ons.



Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :