Dit weekend staat Paul Verhaeghe, hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Gent, tweemaal te lezen in mijn krantenlectuur. Hij komt aan het woord in Vacature, in een artikel over antidepressiva. En in De Standaard staat een essay van zijn hand over het neoliberalisme, een gif dat volgens hem het slechtste in ons naar boven haalt. Het één als oorzaak van het ander.
Verhaege vertrekt van de vaststelling dat de economie heel ons leven en de volledige maatschappij is gaan bepalen. Alle andere aspecten die vroeger even belangrijk waren - politiek, religie, cultuur - zijn er ondergeschikt aan geworden. Het gedrag van de mensen individueel en van de samenleving wordt volledig bepaald door economische drijfveren. Elke dag maken we keuzes en nemen we beslissingen. En het doorslaggevende criterium daarbij is vandaag bijna altijd economisch, winst, profijt. Verhaeghe schrijft:
Solidariteit wordt een kostbare luxe en moet de plaats ruimen voor tijdelijke coalities met als voornaamste zorg dat men er meer winst uit haalt dan de anderen.
Dat dit niet zonder gevolgen is gebleven is duidelijk:
Diepgaande sociale banden met collega's zijn daardoor uitgesloten, een emotionele betrokkenheid bij het werk zelf is er nog nauwelijks en al helemaal niet meer bij het bedrijf.
Who needs me ? Voor een groeiende groep is het antwoord: niemand. Je telt enkel mee als je succes hebt. Dat is de boodschap die onze kinderen op school horen.
Vacature stelt de vraag hoe het komt dat zoveel mensen anno 2012 aan de antideprissiva zitten? In 2009 slikten meer dan 1 miljoen Belgen antidepressiva. Verhaeghe:
Veel mensen hebben nog heel weinig greep op hun werk. Zodra je mensen hun autonomie afneemt en hen puur op te halen cijfertjes beoordeelt, en dus een cultuur creëert waarbij iedereen elkaars concurrent wordt, dan ontwikkelen mensen sociale angsten, gaan ze vereenzamen. (...) Ze hebben er alle belang bij om een soort objectieve verontschuldiging te vinden in een of ander ziektelabel dat hen vrijpleit. Pillen nemen is een verontschuldiging: 'Ik ben ziek, er scheelt iets in mijn hersenen.'
Hoe moet het dan anders worden? Verhaeghe zegt:
We zijn alleen maar consumenten, we moeten opnieuw burger worden.
Sleutelbegrip is daarin de zorg voor zichzelf. Niet in de prestatiegedreven consumentenbetekenis van het woord, wel in de klassieke zin. Een dergelijke zorg komt steevast neer op matiging en moed, waardoor men geen slaaf is van het eigen lichaam noch van de ander. Op dat vlak inleveren betekent kiezen voor het goede leven, ook voor de anderen, want een dergelijke zorg voor zichzelf is een stevige basis voor burgerschap.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
Geen opmerkingen:
Een reactie posten