De Vlaamse minister van onderwijs Pascal Smet wil dat Engels de plaats van Frans inneemt als tweede taal op school. Het haalde de kop van De Standaard van maandag 27 september met Pascal Smet 'drops a bomb'.
In dezelfde krant schrijft Luc Devoldere, hoofdredacteur van Ons Erfdeel, dat hij even geschrokken was van dit nieuws. Dit is een heilloos plan, zo schrijft hij.
We hebben in Europa nood aan één gemeenschappelijke taal, zegt de minister. Ik denk dat we in Europa nood hebben aan echte meertaligheid. Hoe kan men opkomen voor culturele diversiteit en tegelijk taaldiversiteit veronachtzamen ?Om nog maar te zwijgen dat een keuze voor het Engels als lingua franca van Europa een democratisch deficit oplevert: moedertaalsprekers van het Engels genieten namelijk een voordeel in een debat met niet-moedertaalsprekers. Zullen de Fransen, de Duitsers, de Polen dit ooit aanvaarden ? Nee. En ze hebben gelijk. We kunnen maar respect vragen voor de eigen taal als we de taal van de andere respecteren.
Ik herinner me ooit gehoord te hebben: als Engeland geen lid zou zijn van de Europese Unie, dan konden we misschien het Engels als Europese voertaal kiezen.
Dan zou inderdaad voor iedereen het Engels een vreemde taal zijn: iedereen op gelijke manier gehandicapt in het gesprek. Maar het zou een schraal gesprek worden. En we zouden onszelf afsluiten van een rijke vracht cultuur uit al de verschillende Europese landen. Samenleven in Europa is toch nog wel wat méér dan economische uitwisseling. Luc Devoldere schrijft daarover:
Als lemmingen hollen we allemaal het marktdenken na, dat zweert bij 'efficiëntie' en 'rendement', en dat talen gewoon als vehikels ziet, instrumenten. De minister beseft het waarschijnlijk niet, maar hij wordt verleidt door de sirene van het vals kosmopolisme: dat veronderstelt geld, luchthavens, hotelketens én een soort Engels waar je je mee kunt redden maar dat is dan ook alles.
In deze tijden is de verleiding groot om het onderwijs zodanig aan te passen dat het beter beantwoordt aan de noden van het bedrijfsleven. Sinds wanneer zou het bedrijfsleven daarover méér te zeggen hebben dan het gezinsleven, of het culturele leven, of het gewone samenleven?
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
Geen opmerkingen:
Een reactie posten