maandag 27 april 2009

Talking truth to fear

Zo gaat het op internet, en in de blog-wereld : via een link kom je op een andere site, en daar vind je opnieuw een link, enzovoort. Seth Godin verwees me naar Chris Guillebeau , en die verwees naar Havi Brooks (en Selma the Duck). Vooral Havi wil ik verder volgen. Vandaag las ik een tekst van haar van vorig jaar september, over angst (fear), en hoe je ermee moet (?) omgaan.

Spreken met onze angsten, daarover had ik het vroeger reeds. We moeten onze angsten niet wegmoffelen, maar ze erkennen. Havi schrijft in Talking truth to fear zeer gedetailleerd over hoe we onze angsten een plaats kunnen geven. Je angsten bevechten helpt niet, het zal je niet lukken ze een stamp onder hun achterste te geven in de hoop dat ze verdwijnen. Havi zegt wat er dan wel mogelijk is.

Here is how it does work.

Your fear is a part of you. So kicking it is like kicking yourself.

You created it. Almost like kicking something you gave birth to.

You created it for a reason. It's useful to find out what that is.

To protect you from stuff that is dangerous and bad for you. That's a very legitimate reason.

Right now this protection mechanism isn't working. Because this fear is paralyzing you instead of protecting you.

It's not working because your fear — aka your desire to keep yourself safe — is preventing you from moving forward on the things you truly want to do. Exactly.

Instead of kicking fear, you can dissolve it. It can kick back, but it can't dissolve *you*.

The only way to get the fear to dissolve is to interact with it. Just like you, it wants to be noticed and cared for.

Your fear needs to know that you are taking steps to keep yourself safe. So give it some reassurance.

Spreek met je angst, zegt Havi. Als je wil dat je angst ermee ophoudt je bang te maken, moet je haar gerust stellen, moet je haar overtuigen dat je zelf haar taak (je beschermen) gaat overnemen. Praten met je angst is ook een goeie methode om er een beetje afstand van te nemen. Als je ermee praat is het tijdelijk niet meer jijzelf. Of in ieder geval enkel een stukje van jezelf. Als je ermee praat kan je er zelfs stilaan een beetje bevriend mee worden.

Ze geeft nog enkele extra tips.

  • Maak van je angst een eendje, zo een houten eendje dat je met een koordje achter je aan meetrekt. Zo kan je af en toe eens omkijken en zeggen: oh, jongens, zijn jullie er nog ?

  • Begin je zin met ook al. Ook al heb ik deze angst, ik voel me toch beter als ik opmerk dat die er is. Ook al zou ik het ding graag een schop geven, het is een deel van mezelf, maar niet voor altijd. - Op die manier erken je de angst, maar sta je toch toe dat er iets mag veranderen.

  • Bekijk je hardnekkige angst als een ridder die jou altijd wil beschermen. Maar zeg hem geregeld: maat, de oorlog is voorbij, ga nu maar terug naar je kasteel en maak het hof aan Guinevere. En maak hem duidelijk dat je zelf voor de zaken zal zorgen.

vrijdag 24 april 2009

Hard werken

In De Standaard van vandaag staat de vertaling (in het Nederlands) van een interessante column van de bekende zanger Bono, origineel geschreven voor The New York Times enkele dagen geleden. Lezenswaard, hij schrijft mooie dingen over Pasen (... waar je ook in gelooft of niet in gelooft, de kans om opnieuw te beginnen is een facinerende gedachte...).
 
Even heeft hij het over de Vasten.
 
Maar met de vasten heb ik het altijd moeilijk gehad. Ik heb het opgegeven. Als het om zelfopoffering gaat, ga ik op mijn bek. Discipline is voor mij een eenvoudig concept - hard werken - maar uiteraard is dat ook weer een uitspatting.
 
Hard werken, is het een ideaal ? Een opdracht ? Een verplichting ? Een last ? Een vorm van discipline ? Of een uitspatting (in het Engels indulgence  - een gunst die je jezelf toestaat) ? Een vlucht ?
 
Ik vind het leuk hoe Bono durft zeggen dat zijn harde werken weliswaar een vorm van discipline is, maar toch een plezier.
 
Velen klagen immers over de last van hun harde werken. Of benadrukken zo sterk het belang van hard werken dat je onmiddellijk voelt dat ze het er lastig mee hebben.
 
Wie veel praat over de noodzaak van 'hard werken' zal er ongetwijfeld iets mee willen zeggen. Wat wordt er immers bedoeld met het adjectief 'hard' ? Hoe doe je dat : 'hard' werken ? Zoals hard rijden met de auto, dus snel ? Of eerder lang ?
 
Ik denk dat het die persoon in ieder geval niet lekker zit, dat harde werken dat zo belangrijk is. Ik hoor dan vanalles dat niet uitgesproken is:
  • afgunst (ten opzichte van wie blijkbaar niet zo hard moet werken)
  • kwaadheid (opnieuw ten opzichte van al diegenen die toch wel een beetje harder zouden moeten werken...)
  • misprijzen (ja, ten opzichte van diezelfde luiaards).
En bovenop al die frustraties nog een extra probleem, namelijk dat er altijd nog 'harder' kan gewerkt worden, er is altijd wel een mogelijkheid om nóg een tandje bij te steken. Dat moet dan ook gebeuren, anders ben je niet consequent als je zegt dat er hard moet gewerkt worden...
 
Vreselijk, zo'n zwaar leven ! Tijd om te stoppen. Stop met twee dingen :
  • stop met je te vergelijken met anderen
  • stop met te denken dat werken het enige is wat belangrijk is
Belangrijker nog, denk ik, is de noodzaak om regelmatig te stoppen. Tout court. Met alles. Want zelfs in de vrije tijd, de hobby en de vakantie mag er volgens sommigen geen minuut tijd verloren worden, actie ! ACTIE !!
 
Ga zitten, en kijk een half uur lang hoe het gras waait in de wind. Ik ga dat nu ook doen.

donderdag 9 april 2009

Lessen uit de crisis

Nassim Taleb is bekend geworden met zijn boek over de Zwarte Zwaan (The Black Swan: The Impact of the Highly Improbable). Het is niet omdat je nog nooit een zwarte zwaan hebt gezien dat je er nooit een zal zien. Hij wordt beschouwd als iemand die de huidige crisis correct heeft voorspeld.

Twee dagen geleden schreef hij in de Financial Times tien lessen die hij trekt uit de huidige crisis. Enkele daarvan zijn wel het vermelden waard.

Les nummer 4 : geef geen bonus aan de manager van een kerncentrale als die veel winst kan maken. En geef dat ook niet aan de bankier die je financies beheert. Het lijkt zo logisch. Als je de manager van de kerncentrale op deze manier beloont, dan zal hij besparen op allerlei minder zichtbare veiligheidsvoorzieningen.  Vroeg of laat loopt dat dus verkeerd af. De manager in kwestie zal het wel zodanig regelen dat hij al weg is als het fatale gebeurt.
4. Do not let someone making an “incentive” bonus manage a nuclear plant – or your financial risks. Odds are he would cut every corner on safety to show “profits” while claiming to be “conservative”. Bonuses do not accommodate the hidden risks of blow-ups. It is the asymmetry of the bonus system that got us here. No incentives without disincentives: capitalism is about rewards and punishments, not just rewards.
Les nummer 2: een oude wijsheid, je mag de verliezen niet socialiseren en de winsten privatiseren. We zien het vandaag nochtans gebeuren, miljardensteun aan bedrijven zonder echte nationalisering.
2. No socialisation of losses and privatisation of gains. Whatever may need to be bailed out should be nationalised; whatever does not need a bail-out should be free, small and risk-bearing. We have managed to combine the worst of capitalism and socialism. In France in the 1980s, the socialists took over the banks. In the US in the 2000s, the banks took over the government. This is surreal.
Les nummer 1: geen enkele onderneming mag ooit nog zo groot worden dat ze niet ten onder màg gaan. Hou de ondernemingen voldoende klein, suggereert Nassim Taleb. Dan is het geen ramp voor de samenleving als er eentje ten onder gaat. Het is een wat vreemde gedachte, maar ze herinnert mij aan mijn jonge jaren, de tijd van 'small is beautiful'. Ik begrijp de moeilijkheden die de auto-industrie doormaakt, en de vraag of we de grote constructeurs al dan niet moeten redden met staatssteun. Het is een waar gewetensprobleem voor de overheid. Misschien zou het zo ver niet mogen komen.

1. What is fragile should break early while it is still small. Nothing should ever become too big to fail. Evolution in economic life helps those with the maximum amount of hidden risks – and hence the most fragile – become the biggest.

woensdag 8 april 2009

Supermarktgeloof

Het boek 'De Kardinaal heeft verdriet' van Rik Torfs is al enige jaren oud (2002), maar ik heb het nu pas in de bibliotheek van Kampenhout ontdekt.
Zijn stukjes in De Standaard lees ik doorgaans met erg veel plezier, en met een zelfde instelling ben ik aan dit boek begonnen.
Het plezier is er nog wel, maar af en toe is het wat zuur, en voel ik onverwerkt verdriet bij de auteur.
Ik citeer een stukje als voorbeeld - niet representatief dus ! Torfs vertelt over zijn wedervaren met de pastoor van 'zijn' parochie, op het ogenblik dat de begrafenis voor zijn vader moet geregeld worden (hier: het tijdstip).

Late voormiddag: het meest gepaste ogenblik om mensen die van iets verder komen - de meeste - de kans te bieden om bijtijds te arriveren.
De pastoor wil dat niet. Er zijn twee uitvaartdiensten per ochtend. Eén om tien uur, desnoods een tweede om halftwaalf. Wie eerst sterft, wordt om tien uur behandeld. De tweede om halftwaalf. Omwisselen verboden. Iedereen gelijk voor de wet. Als er maar één plechtigheid is, dan is die om tien uur. Halftwaalf? Neen. Tien uur. Of niets. (...)
Vanuit de pastorie kwam een absoluut njet.
Niemand verwacht dat de dag waarop zijn vader overlijdt, een dag van groot verdriet en gemis, tegelijk een dag is van strijd met kerkelijke functionarissen. Een collega kerkjurist poogde vergeefs Jef H. [de pastoor] tot meer soepelheid te bewegen, en contacteerde naderhand de vicaris-generaal, wiens bemiddelingspoging ook mislukte. Zelf belde ik ten einde raad - en tegen mijn principes die gelukkig niet al te talrijk zijn - de bisschop van Antwerpen, Paul Van den Berghe, en legde hem het probleem voor. Die liet een halfuurtje later weten dat ook hij H. niet had weten te overtuigen, en dwingen wilde hij hem niet. (...)
Uiteindelijk vond de uitvaartplechtigheid in een andere kerk plaats, uiterst verzorgd met vriendelijke priesters die ik heel dankbaar ben. 

Een heel verhaal - tot en met het contacteren van de bisschop - , en dit enkel omdat het uur van de uitvaart niet past.

In de bladzijden voor en na dit stukje wordt duidelijk dat Torfs de idee van vrije keuze van parochie erg genegen is. Hij pakt de afkeuring door Danneels van deze vrije keuze ('supermarktgeloof') dan ook stevig aan. Soms zijn de argumenten van Torfs lezenswaardig. Maar wat hij hierboven schrijft is jammerlijk.

Als je wil trouwen dan heb je ook geen keuze: je doet dat waar je woont, en de gemeente zal ook niet alle soepelheid aan de dag leggen inzake keuze van dag en uur. Dat is dan niet omdat de ambtenaar er plezier in vindt om de burger te treiteren, er zijn gewoon praktische en organisatorische redenen voor. Voor de begrafenis in de kerk is dat volgens mij ook.

Rik Torfs kan voor zijn zondagse vieringen in alle vrijheid naar alle mogelijke kerken gaan. Zijn keuzevrijheid is dus reeds aanzienlijk. Zelfs de begrafenis kon geregeld worden in een andere kerk dan die van zijn parochie. Ik betwijfel of er zoveel keuzemogelijkheden zijn bij een huwelijk op het gemeentehuis.

Fundamenteler is volgens mij dat geëngageerde christenen vaak menen dat ze recht hebben op een 'goede' pastoor. Uit ervaring kan ik bevestigen dat de lijst van nodige kwaliteiten lang kan zijn:
  • aandacht voor de parochianen, vooral voor de geëngageerde christenen (het is bewust dat ik dit op de eerste plaats zet...)
  • goed kunnen preken (wat niet gemakkelijk is, met zoveel soorten parochianen)
  • heel sociale instelling, veel aandacht voor de ouden van dagen en de zieken, veel aandacht voor parochiale verenigingen
  • goede administratie voeren
  • theologisch onderlegd, maar kunnen praten als een gewone mens
  • altijd beschikbaar, zelf beslissen waar nodig, maar liever zoveel mogelijk beslissingen over laten aan de geëngageerde parochianen
  • hard werken (!)
Een onmogelijke opdracht dus. Maar het is opvallend dat vele christenen daarin zéér veeleisend zijn. Hun geloof / engagement is zeer sterk gebonden aan de kwaliteiten die zij opmerken in hun pastoor.

Ik begrijp dat zeer goed, en ik vind dat tot op zekere hoogte ook normaal. Het toont een betrokkenheid die erg groot is. Ik denk dat de verwachtingen ten aanzien van de pastoor hoger zijn dan de verwachtingen ten aanzien van de burgemeester. En de teleurstelling eventueel navenant. Ook bij slimme mensen.

Toch dacht ik dat vooral zij zouden beseffen dat de parochie iets is wat je samen moet maken, met de middelen en mensen die er al dan niet zijn. Je hoeft zelfs niet echt geëngageerde medewerker te zijn, de parochie is er ook voor wie gewoon wil meedoen zonder zich speciaal voor iets in te zetten. Maar je kan er niet meer alles krijgen zoals in de gouden jaren '60. En je kan er evenmin alles krijgen / kopen zoals de pre-crisis-consument uit het begin van de 21ste eeuw het gewoon is geworden.

Het doet me denken aan een vaststelling uit de beginjaren van de TGV in Frankrijk. Plots konden de rijke kaderleden uit de rijke firma's in Parijs zich permitteren om diep in Frankrijk op het 'authentieke' platteland te gaan wonen, nu op minder dan een uur reizen van Parijs. Ze gedroegen zich navenant, meenden recht te hebben op dat charmante plaatselijke volksleven, maar wilden er zelf geen minuut in investeren.

Je kiest je buren niet, je kiest je parochie niet, je kiest niet waar je geboren bent. Het is de plaats waar je woont en je maakt er iets van: thuis, in de straat, in de wijk, in de fanfare, de ouderraad, de parochie, de gemeente. En dan nog - echt waar - dan nog kan je daaruit geen rechten puren. Zo werkt het niet, je doet het gewoon, NIET voor jezelf. En ooit zal je dan waarschijnlijk vaststellen dat je er zelf toch veel voor hebt teruggekregen.

donderdag 2 april 2009

Zingeving via consumeren ?

"Juist bij een crisis blijkt hoe fataal het uitpakt wanneer een maatschappij niet voor ogen heeft wat ze eigenlijk zijn wil. Samenlevingen die hun behoefte aan zingeving uitsluitend bevredigen door te consumeren, hebben geen vangnet meer wanneer de economie niet goed meer draait en daarmee ook de mogelijkheid wegvalt om identiteit, zin en geluksgevoel te kopen.
Precies daar ligt het culturele keerpunt, en juist daarom is er geen oplossing zolang wij ons niet afvragen hoe wij over 10, 15 of 20 jaar willen leven en wat wij daarvoor over hebben. Het ombouwen van een cultuur die onterecht aanneemt dat we gewoon kunnen blijven doorgaan, is een opgave die alleen kan worden opgelost door een politieke gemeenschap die zich ervan bewust is dat ze een politieke gemeenschap is.
En laten de experts nu net geen plan hebben. Misschien markeert hun blindvliegen wel het begin van een politieke renaissance."

Harald Welzer, hoogleraar in de sociale psychologie aan de universiteit van Witten/Herdecke in Duitsland, in De Tijd van zaterdag 28 maart. De tekst was eerder al verschenen in Der Spiegel.