donderdag 26 mei 2011

Eerst straffen

Griekenland zit financieel in grote moeilijkheden. Met elke maand die voorbijgaat lijken de problemen erger te worden. De kwestie bezorgt de Europese leiders heel wat hoofdpijn want de oplossingen die tot nu toe zijn gevonden hebben nog niet tot een fundamentele verbetering geleid. Integendeel. We sukkelen van de regen in de drop. Heel de Europese Unie krijgt het lastig.

Blijkbaar hebben we nog niet voldoende beseft dat we een Europese Unie zijn. Dat we meer zijn dan een groepje landen die een beetje samenwerken. We hangen werkelijk aan mekaar vast, zoals de delen van een lichaam. Als de voet of elleboog pijn heeft, dan heeft het hele lichaam daar last van. (Met dank aan Paulus voor het beeld.)

Paul De Grauwe, hoogleraar economie aan de KULeuven gebruikt in De Standaard van gisteren 25 mei het beeld van een huis dat brandt.
Als er een brand is die dreigt over te slaan naar andere huizen moeten de brandweerlui met man en macht blussen. Ze moeten zich op dat ogenblik niet bekommeren om de vraag hoe de brand is ontstaan en of er moedwil aanwezig is om, als dat het geval zou zijn, de schuldige te vatten. De schuldvraag is belangrijk maar moet later, na de brand, onderzocht worden.
Voor De Grauwe is het logisch dat er eerst geblust wordt. Maar cynisch stelt hij vast dat het anders gegaan is.
In plaats van onmiddellijk te blussen (met andere woorden: financiële steun verlenen), hebben de beleidsmakers eerst getwijfeld of er wel moest geblust worden, daarna hebben ze de vraag gesteld of er moedwil was en zo ja welke straf moest toegemeten worden aan de schuldigen. Toen ze aan blussen toe kwamen hadden ze te weinig water voorzien met het gevolg dat in geen tijd andere huizen vuur vatten. (...)
De bekommernis om de strafmaat vast te leggen alvorens financiële hulp te bieden verklaart waarom de schuldencrisis van het ene land naar het andere is overgewaaid. Het uiteindelijke effect van die houding is dat die crisis ons veel meer zal kosten dan nodig is.
Vandaag schrijft De Grauwe dezelfde boodschap in De Tijd onder de titel: Europa steekt met opgestoken vinger in eigen oog.
In het noorden van Europa, vooral in Duitsland en Nederland, is het antwoord evident. Het is allemaal de schuld van die luie en corrupte Grieken die niet willen werken.
De "hulp" voor Griekenland noemt hij een jammerlijke mislukking.
Dat programma is in grote mate beïnvloed door de idee dat de Grieken eerst gestraft moeten worden voor ze 1 eurocent krijgen. De moraliserende houding - 'een zondaar moet gestraft worden' - is de hoofdoorzaak van de mislukking.
Twaalf maanden geleden schreef ik ongeveer hetzelfde :
Griekenland moet eerst door het stof kruipen, moet draconische bezuinigingen doorvoeren, en moet alle hulp die het nu krijgt met een dikke interest terugbetalen : de harde aanpak.

Ik sta versteld. Is dit het voorbeeld dat onze leiders geven ? Moeten we thuis, in onze klas, in onze familie, in onze buurt, in onze onderneming op deze wijze de verloren zoon aanpakken ?
Paul De Grauwe besluit zijn tekst in De Standaard met de bedenking dat het moeilijk zal zijn om de stap naar meer financiële solidariteit te zetten. Is het dan zo erg gesteld met ons ?


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

zaterdag 21 mei 2011

Elkaar de loef afsteken

Congressen hebben doorgaans de reputatie saai te zijn. Nu lees ik in De Standaard van vandaag dat er maandag in Brussel een internationaal congres plaatsvindt over Geluk. Een gelukscongres. Herman Van Rompuy zal er zijn (nee, niet saai !) en de Britse econoom Richard Layard. Layard zegt :
Geluk is het ultieme criterium om te oordelen of we in een goede samenleving leven of niet.
Meer welvaart leidt niet altijd tot meer geluk. Vanaf een bepaald niveau van welvaart stijgt het geluk niet langer evenredig mee met het inkomen. In de laatste vijftig jaar zijn de mensen in het Westen fenomenaal rijker geworden, maar niet gelukkiger omdat we voor die extra welvaart zaken zijn gaan opofferen die net erg belangrijk zijn voor ons geluk : familierelaties, gezondheid, sociale contacten.

Kan de overheid iets doen om de bevolking gelukkiger te maken ? Ja : politieke vrijheid en een transparante overheid zijn voor elk volk belangrijk.
De meest ongelukkige samenlevingen na de Tweede Wereldoorlog waren de communistische landen. Mensen waren er zelfs ongelukkiger dan in ontwikkelingslanden.
Een grote gelijkheid is ook belangrijk. Layard pleit voor een meer egalitaire samenleving omdat grote inkomensverschillen een samenleving ongelukkiger maken. Layard zegt :
Uit vele onderzoeken blijkt dat de Scandinavische landen tot de gelukkigste behoren van de wereld. Die landen hebben niet alleen de beste inkomensverdeling ter wereld, ze hebben ook van oudsher een sterke publieke moraal, waarbij mensen verondersteld worden elkaar te helpen in plaats van elkaar de loef af te steken. (...)

Volledige werkgelegenheid is belangrijker voor het algemeen welzijn dan vernieuwde groei. Als dat betekent dat iedereen loon moet inleveren, dan moeten we dat maar doen. Er zijn veel aanwijzingen dat, als iedereen inlevert, de opoffering minder zwaar is dan als een deel van de samenleving de crisis betaalt.
Layard heeft ook een belangrijke boodschap voor Herman Van Rompuy :

Dat hij het soort macho-verklaringen van politici en bedrijsleiders moet weerstaan, die erop hameren dat we nog harder en efficiënter moeten werken om competitief te blijven.

Competitief : dat is inderdaad een ander woord voor... elkaar de loef afsteken.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

donderdag 12 mei 2011

Zeven dagen en zeven nachten

Enkele dagen geleden is wielrenner Wouter Weylandt gevallen tijdens een rit in de Italiaanse Giro. Die val aan 70 km/uur in een afdaling heeft hem het leven gekost. Een vreselijke gebeurtenis, zeker voor zijn ouders, zijn vriendin die van hem een kindje verwacht en zijn naaste familieleden en vrienden.

Als we het het immense verdriet zien van mensen die een dierbare verloren hebben, staan we machteloos. We weten niet wat we hen kunnen zeggen, hoe we ons moeten gedragen, of we eventueel hulp kunnen aanbieden.

Guillaume Van Der Stighelen schreef in De Standaard van woensdag 11 mei :
Vraag niet "hoe kan ik helpen ?" Het enige antwoord daarop is: "Breng hem terug."
Van Der Stighelen richtte zijn brief aan vrienden, buren en naaste familie van de ouders van Wouter Weylandt, van zijn zus en van de mama van zijn kindje. En aan iedereen die een band met hen heeft.

Een brief met 'ongevraagd' advies. Omdat hijzelf twee maanden geleden een zoon van eenentwintig verloren heeft na een ongelukkige val. Omdat hij en zijn gezin gebroken waren, hulpeloos en verloren. Overgeleverd aan de goede wil van hun naasten. En toen ervaren heeft hoe vriendschap hen gedragen heeft. Een brief met advies aan al wie iets wil doen, aan al wie nabij wil zijn maar niet goed weet hoe en of.
Ik kan u verzekeren, elke keer als een broer, een zus, een buur, een vriend, een collega of iemand anders uit de familie mij omhelsde, deed mij dat goed. Het nam pijn weg. Echte fysieke pijn.

Breng soep mee. Dat is het eerste dat er bij mij in ging. Eetlust was ik kwijt. Honger had ik niet. Hang een lijst in de keuken met ontbijt, lunch en avondeten en zet er namen naast, wie ervoor zal zorgen. Voor de komende weken. Samen eten is helend. (...)

"Ik ben er voor jullie" is het beste wat je nu kan zeggen. En hoe graag je elkaar ziet. Zeg vooral niet: "Bel als je me nodig hebt." Iemand die rouwt belt zelf niet.

Vervolgens de meer praktische zaken. Neem over. Ga voor hen inkopen doen, neem de telefoon op. Doe de deur open als er gebeld wordt. Ontvang de bezoekers. Zet koffie en thee, haal stoelen bij. Zet de bloemen in een vaas. Dat soort kleine dingen. Ontlast de rouwende van elke zorg. (...)

Luister geduldig naar hen. Het deed ons goed elke keer opnieuw te kunnen vertellen wat er ons overkomen was. Daarom was het ook goed dat er telkens nieuwe bezoekers kwamen. (...)

Ga, breng eten en verhalen mee, je zal zien. Het zorgt voor heel intense avonden waar gehuild mag worden en gelachen.

Zorg dat er iemand blijft, die eerste nachten. Ik heb veel rondgewandeld in het huis 's nachts en het besef dat er ergens op een matras een neef lag te slapen stelde mij gerust.
Hij schrijft hoe hij ondervonden heeft dat rouwen geen individueel proces is.
Wij horen zo vaak : "Jullie doen dat zo goed, jullie zijn zo sterk." Maar dat is onzin. Onze vrienden, onze buren en onze familie, die doen het goed.
In De Standaard van vandaag las ik hoe deze brief, dit 'ongevraagd' advies, een sterke indruk gemaakt heeft op vele lezers. Dat was ook voor mij het geval. Het besef hoeveel wij mensen voor mekaar kunnen betekenen. En ik moest denken hoe Job, getroffen door alle mogelijke rampspoed, gesteund wordt door zijn vrienden :
Zeven dagen en zeven nachten bleven ze naast hem op de grond zitten zonder iets tegen hem te zeggen, want ze zagen hoe vreselijk hij leed. (Job 2,13)


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :