zaterdag 11 oktober 2008

Heilig

Salman Rushdie schreef onder de titel Is er dan niets meer heilig?: 'Iedereen loopt rond met vragen waarmee hij geen raad weet. Hoe zijn we hier gekomen? Is dit korte leven alles wat er is? Wat is de zin daarvan? Het gevoel dat je meer bent dan jezelf, dat je op de een of andere manier verbonden bent met het hele leven - ieder van ons, godsdienstig practizerend of niet, heeft die ervaring ooit gehad. (...) Het is belangrijk dat wij inzien hoezeer wij allen de behoefte voelen die de godsdienst door de eeuwen heen heeft bevredigd. De behoefte aan een opvlucht van onze geest, de behoefte om een duidelijke vorm te vinden voor de glimpen van vervoering, ontzag en verwondering die we soms even ervaren.'

In sprookjes en volkse liedjes bestaat er een land waar de bomen tot in de hemel groeien. Land van gouden bergen, van bronnen en waterstromen.

Overal ter wereld wordt het gezongen en gespeeld, dat land-verhaal. Het is van alle tijden, omvat geschiedenis en fictie; vertelt in honderden variaties dat er voor ballingen een thuiskomst, voor zwervers een plek zal zijn, en voor alle mensen een beter vaderland dan dit; of gewoon een fatsoenlijke wereld.

Ons hart, vol voorgevoel en verlangen, brengt ons verstand telkens weer op het idee (op de ideologie zelfs) dat het moet kunnen, dat het zal zijn, dat land. Soms kom ik mensen tegen die uit hun ogen kijken alsof ze er geweest zijn.

In het hart van het land ligt een tuin, zo wordt vooral in joodse en Arabische varianten van het landverhaal verteld. De tuin is een vondst van God zelf- 'hij plantte een tuin, daar bracht hij de mens die hij gemaakt had' Met de tuin begint wat 'cultuur' wordt genoemd: oerwoud en woestijn getemd, wildgroei bedwongen, de natuur geordend, zon en schaduw in evenwicht. Een tuin is het beste van het land: rust en vrede. De tuin is onze bestemming.

Ook de bijbel, dat oerdocument van de joods-christelijk godsdienstige traditie is een land-verhaal. Wat dit boek verwacht van het leven op aarde is 'een land van tarwe en gerst, olijven en honing, waar je brood niet karig zal zijn'. Ofwel: waar je leven zinvol en vervuld zal zijn. Bestaat die tuin, dat land? Kan het bestaan, ooit? Nu al - soms even? Of is het fictie, hersenspinsel, gevaarlijke illusie?

Dat land is beeldspraak voor een andere wereld dan deze, een nieuwe - waar mensen waardig leven mogen en elk zijn naam in vrede draagt. Kinderen geloven en weten dat dat land bestaat, dat het kan, dat ze er heen kunnen - dat die wereld komen zal, ooit in een toekomst die zij nog beleven zullen.

Geloven-en-weten. Tot het moment dat die toekomst voor de ogen van hun ziel instort - het blijkt een gelogen toekomst - en er een gat in hun ziel geslagen wordt. Beeldspraak is dit, hoe moet je het anders zeggen?

'Is er dan niets meer heilig', vroeg Salman Rushdie zich af. De hoop is heilig, de hoop dat het grote verhaal over een zinvol leven, een bezield verband, een andere wereld dan deze, wáár zal zijn, in vervulling zal gaan, aan jou. Of nog anders gezegd, misschien realistischer: dat het toch in deze meedogenloze wereld niet onmogelijk is plekken te vinden waar je veilig bent, en van je angst genezen kunt - èn mensen die je vasthouden. Dat is heilig.

'Heilig' is een van de sleutelwoorden in de taal van alle religies. Het woord is diep doordrongen in onze alledaagse omgangstaal, van heilig land tot heilige huisjes, van Heilige Vader tot Heilige Oorlog. In de bijbel, dat oerdocument van de joods-christelijke religieuze traditie, wordt een hardnekkige, 'profetische' polemiek gevoerd met alles wat door mensen in wisselend, materiële, politieke situaties 'heilig' wordt genoemd: niets of niemand is heilig. Alleen de 'Onnoembare' van wie gezegd wordt dat Hij boven alle goden en machten 'god' is - onderdrukkers en uitbuiters van weerloze mensen worden in de bijbel 'goden en machten' genoemd.

De onuitsprekelijke naam van deze God (die weergegeven wordt met omschrijvingen als 'Ik zal er zijn voor mensen') moet geheiligd worden in een nooit ophoudend dagelijks klein- en grootschalig proces van recht doen aan mensen. Dat is de strekking van de bijbelse godsdienst.
'Heilig' is in de taal van de bijbel de levensadem van ieder mens. De Naam van de Onnoembare 'heiligen' betekent het veroveren, vestigen en behouden van mensenrechten, praktisch vooral van de rechten der zwaksten. Heilig is het opbouwen van 'een nieuwe aarde waar gerechtigheid woont', en wij worden uitgenodigd in dat opbouwen van zo'n aarde de zin van ons leven te vinden.

In alle boeken van grote religies wordt te verstaan gegeven, in enigerlei bewoording, dat de mens op aarde zijn naaste zal eerbiedigen. In de joodse bijbel wordt die eerbied en verantwoordelijkheid tot toetssteen van alle godsdienstigheid gemaakt. De bijbel weet hoe groot en geheimzinnig onze hang naar 'het hogere' is. En wat Salman Rushdie 'de opvlucht van onze geest' noemde en de noodzaak om vormen te vinden voor die glimpen van verwondering en vervoering die ons soms overkomen: de bijbel doet honderden suggesties om mensen voor meer dan glimpen van vervoering ontvankelijk te maken. De uitleving, de vervulling zelfs van onze verlangens wordt ons gegund. Maar één ding gaat voor alles en daarin is de godsdienst van de bijbel hardnekkig en éénkennig, zoals een bijbels lied, een psalm, het samenvat: 'Doe recht de minste, het weeskind, de arme, beroofde, vernederde. Red hen die geen verweer hebben'.


Toespraak van Huub Oosterhuis tijdens de uitreiking van de Religieuzenprijs van de KNR (Konferentie Nederlandse Religieuzen) aan Maartje Romme op woensdag 17 oktober 2007 in Amsterdam.

Geen opmerkingen: