zaterdag 18 oktober 2008

Vader

Hij gaf mij zijn autosleutels, nam zelf plaats aan de passagierszijde en maakte het zich daar belachelijk comfortabel. Hij deed zijn schoenen uit, goot zichzelf uit een thermos een kop dampende koffie uit, stak een sigaret op en sloeg de krant open. ‘Op naar Parijs’, zei hij. Ik heb gevloekt en gezweet, gehuild en gebruld, maar nadat ik vaders auto ongehavend langs de Champs Élysées, rond de Place de la Concorde en onder de Arc de Triomphe had geleid, mocht ik mij van vader een onafhankelijke vrouw noemen. Eén die kon parkeren, want wie in een Parijse steeg een auto gestald krijgt terwijl er tientallen ongeduldige Parisiens aan het claxonneren zijn, nou ja, die kan echt o-ve-ral de auto kwijt, aldus mijn vader. Ik zei dat ik zo vlot had geparkeerd omdat ik niet snel genoeg uit zijn kloteauto kon zijn. En dat zijn voeten stonken, en dat ik ook wel een kopje koffie lustte en dat ik nu een trauma had en zou beginnen te roken. Tenslotte was ik nu onafhankelijk. Mijn vader lachte en trakteerde mij op meer schaaldieren dan ik op kon.

Ik was achttien. Een half jaar later is mijn vader in diezelfde kloteauto die ik vloekend en zwetend, huilend en brullend door Parijs had geloodst, verongelukt. Ik mis nog altijd zijn stinkvoeten en zijn rotsvaste geloof dat ik werkelijk alles kan, niet alleen geweldig goed parkeren.

Jelle Van Riet in DSM Magazine van zaterdag 18 oktober.

Ter info : dit is blijkbaar de honderdste tekst die in deze blog terecht komt. Ik ben toch een beetje fier.

Geen opmerkingen: