In juni vorig jaar heeft Minister van de Vlaamse regering Bourgeois een nota gepubliceerd met als titel "Een toekomst voor de Vlaamse parochiekerk". Minister Bourgeois neemt een positieve start, want hij ziet blijkbaar 'een toekomst' voor de parochiekerk.
Nochtans is er het gekende probleem dat de kerken wekelijks steeds minder bezoekers aantrekken. Vlaanderen telt 1800 kerken, en ongeveer 5% van de Vlaamse bevolking (250.000 mensen) neemt wekelijks nog deel aan de mis. Dat is een sterke achteruitgang: in 1976 ging een derde van de Vlamingen wekelijks naar de mis. Dertig procent van de burgerlijke huwelijken vandaag wordt gevolgd door een plechtigheid in de kerk. En nog 70% van de begrafenissen vindt plaats in een parochiekerk.
De Minister nodigt alle betrokkenen uit om over de kwestie na te denken. Ook de kerk (zie noot onderaan) zelf denkt na. Ik heb daarbij wel de indruk dat ze zich vooral concentreert op één aspect, met name het steeds kleiner aantal priesters. Het aantal beschikbare priesters lijkt het belangrijkste criterium te worden om een oplossing voor de situatie te vinden. Er zijn minder priesters, maar omdat er ook minder gelovigen zijn kan aan die gelovigen gevraagd worden om vanuit een ruimere omgeving naar een wekelijkse mis te gaan. Zo is - voor de kerk althans - het probleem opgelost. De parochies worden groter gemaakt of samengevoegd.
Hierbij wordt echter geen antwoord gegeven op de vraag van het teveel aan kerken, nochtans de centrale vraag van de Minister. Die heeft de verdienste om het aspect van het kerkgebouw ruimer te stellen dan de zondagse viering. Hij schrijft :
Vele dorpen en wijken zijn gegroeid rond de parochiekerk waardoor deze van oudsher een centrale plaats heeft ingenomen in de gemeenschap. Naast de eigen, intrinsiek religieuze en de eventueel cultuurhistorische of architectonische waarde, hebben deze gebouwen in vele gevallen ook een belangrijke landschappelijke en stedenbouwkundige waarde.
De kerk als gebouw betekent veel meer dan louter een plaats om 's zondags een eucharistie te vieren. Het is dus volgens mij niet correct om een kerkgebouw op te geven omdat er geen priester meer is. De aanspraak van de kerk op het kerkgebouw is uiteraard historisch groot, maar kan niet exclusief zijn. De verantwoordelijkheid voor het gebouw en het belang ervan in en voor de lokale gemeenschap mag zij niet ontvluchten. De betekenis van het gebouw gaat immers verder dan haar zondagse functie. Het is niet omdat ze geen priesters meer heeft om er in de zondagse eucharistie voor te gaan dat de kerk haar gebouwen zou mogen laten vallen. De kerkgebouwen zijn niet het alleenrecht van de kerk. Het kerkgebouw is er in de eerste plaats voor de lokale gemeenschap.
Ik heb de indruk dat de lokale gemeenschap in de laatste decennia voor zichzelf geen plaats meer vindt in haar eigen kerk. Nochtans is er een steeds groeiende vraag van mensen naar verdieping, stilte, spiritualiteit. Soms is er zelfs een behoefte of een zoeken naar een mogelijke verbondenheid (= religie) met iets hogers, met (een) god/God. Om duizend-en-een redenen lukt het de kerk vandaag nog nauwelijks om op deze vragen en behoeften in te spelen. De deuren van de uitgelezen plek om een plaats te geven aan deze vragen en behoeften - het kerkgebouw - worden enkel geopend als de priester voorgaat in de eucharistie.
Is het niet jammer dat meer en meer mensen voor een begrafenis uitwijken naar het funerarium waar een dienst wordt aangeboden die in het kerkgebouw geen plaats krijgt ?
Is het niet jammer dat de inzegening van een band van trouw tussen twee mensen geen plaats krijgt in de kerk omdat één van hen gescheiden is of van hetzelfde geslacht is als de ander ?
Is het niet jammer dat gescheiden mensen niet ten volle welkom zijn in de zondagse dienst in de kerk ?
Is het niet jammer dat vele mensen zowat overal op zoek gaan naar spiritualiteit, in abdijen, boeken, bijeenkomsten allerlei, en het niet vinden in de zondagse vieringen in de kerk ?
Een steeds kleinere groep mensen bepaalt wat er kan en mag gebeuren in het kerkgebouw. Op die manier is het huis van God niet meer het huis van de God van iedereen. Misschien moet daarom het kerkgebouw 'teruggegeven' worden aan de lokale gemeenschap, omdat elke gemeenschap behoefte heeft aan introspectie, stilte, bezinning, aan stilstaan bij blijde en droeve gebeurtenissen. Heeft niet iedereen recht op een plaats - op de plek waar hij of zij woont - om met (een) God in relatie te komen?
Misschien moet de kerk vandaag daarom een stapje achteruit zetten om plaats te maken voor iets onbekend. Zoals God ook deed toen hij de wereld schiep: een stap achteruitzetten en ruimte geven aan de mensen, zonder te weten hoe dat zou aflopen. God is door zijn schepping niet kleiner geworden, integendeel. De kerk hoeft voor deze stap ook niet bevreesd te zijn.
Noot : ik heb kerk cursief geschreven als ik niet het gebouw bedoelde, maar de kerk als instelling.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :