Deze namiddag reed de stoet van Sinterklaas door onze straat. Het is een jaarlijkse gewoonte van de handelaars van onze gemeente. Uiteraard gaat de stoet niet enkel door onze straat. Een heel parcours wordt afgelegd doorheen de gemeente, en links en rechts staan kinderen met hun ouders en familie lachend klaar met zakjes om het snoep te verzamelen.
Elke handelaar heeft een voertuig omgebouwd tot een soort praalwagen. Het is een belangrijk moment van publiciteit. De hoofdrol is weliswaar voor Sinterklaas, maar de Zwarte Pieten zijn veel prominenter aanwezig. Zij staan, zitten of dansen op de praalwagens, of leggen het parcours volledig te voet af. Allemaal dragen ze een kleurrijk glanzend pakje met een korte pofbroek, ze hebben elk ook een zwarte krullebol en zijn mooi zwart geschminkt.
Je moet goed kijken om te weten welke de mannelijke dan wel de vrouwelijke exemplaren zijn. Op dit punt is er geen discriminatie: een Zwarte Piet kan zowel mannelijk als vrouwelijk zijn. Ze hebben allemaal een belangrijke rol: snoepjes en mandarijntjes kwistig uitstrooien. Royaal wordt er in het rond gegooid: bij ons staat in de keukenkast nog een schaal met snoepjes van de doortocht van vorig jaar. Met veel inzet kwijten de Pieten zich van hun taak waarvan ik veronderstel dat ze aangenaam moet zijn: zoveel kinderen langs de weg gelukkig maken met wat snoep.
Maar ondanks hun grote aantal en al hun werk is de hoofdrol in de stoet weggelegd voor Sinterklaas. Hij heeft geluk. Hij moet niet gans de tijd rondhuppelen maar heeft een mooie stoel in de grootste praalwagen. En hij weet dat de kinderen vooral naar hem uitkijken. Dit jaar moest ik geen kind op de arm nemen om het tot bij hem te brengen. Ik had tijd om de heilige man goed te bekijken en herkende achter zijn bril zijn lachende ogen: een Sint met ervaring, een die weet wat het is om op de daken te lopen.
Een Sint moet al wat ouder zijn, zijn aandacht zou anders teveel kunnen afdwalen naar de mama's die met hun kind dicht bij hem wil geraken. Een vrouwelijke Sinterklaas heb ik nog niet gezien, maar ik hoop dat die ook bestaat. Het is misschien wat moeilijker, maar het zou een goede zaak zijn voor de kindjes en hun papa's.
Sinterklaas 'spelen', het is een rol die aantrekkelijk is maar geen plaats krijgt in het echte leven. Wie zich die rol zou willen aanmeten in bedrijf of organisatie zou vlug terecht gewezen worden. Vreemd, want de rol van Zwarte Piet is wel mogelijk. Iemand die streng is en bestraffend optreedt krijgt meer bestaansrecht dan de milde weldoener die royaal en zonder onderscheid geluk en blijdschap rondstrooit.
In het diepst van ons hart willen we Sinterklaas zijn, willen we anderen blij maken. Psychologen hebben ontdekt dat we meer voldoening hebben van ons geld als we het gebruiken om anderen blij te maken. Maar de maatschappij heeft meer respect voor de Zwarte Piet. Waar Sinterklaas iedereen blij wil maken, zal Zwarte Piet eerst streng controleren of je niets mispeuterd hebt. Geschenken krijg je niet, je moet ze verdiend hebben: dat is het motto van Zwarte Piet.
Sinterklaas bestaat dus niet in de wereld van de volwassenen. Zwarte Pieten zijn er wel genoeg, teveel zelfs volgens mij. Ze noemen zich niet zo, hoewel ze soms ook geschminkt zijn en mooie kleren dragen. Als iemand angst inboezemt en met strenge ogen ieders fouten genadeloos opmerkt, wees dan maar zeker: het is weer een Zwarte Piet.
Er bestaat een uitdrukking: de Zwarte Piet dóórgeven. Die uitdrukking is jammer genoeg hier niet te gebruiken. Ze komt uit een kaartspel waar je moet trachten te vermijden om met de Schoppen Boer (= zwarte piet) te blijven zitten.
Doorgeven lukt dus niet als je met een Zwarte Piet te maken hebt. Maar er is wel een krachtig medicijn om de Zwarte Pieten de baas te blijven. Doe het tegenovergestelde van wat Zwarte Piet doet: zoek overal het goede en beloon het. Anders gezegd: wees een beetje Sinterklaas !
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
zondag 1 december 2013
woensdag 20 november 2013
Drie vrienden
Onlangs las ik een spreuk van de Bond Zonder Naam: "Als je in de put zit moet je niet graven". Mooi, hoewel ik niet zeker ben dat wie in de put zit ook iets kan aanvangen met deze boodschap.
Er gebeuren soms erge dingen aan mensen: verlies of lijden dat machteloos en tegelijk opstandig maakt. Ik zag daarnet de aankondiging van de geboorte op 27 oktober 2013 van Amber, met daaronder 31 oktober als datum van overlijden. Zoiets maakt ons sprakeloos en verontwaardigd; een dergelijke onrechtvaardigheid zou niet mogen bestaan.
Ik veronderstel dat het oudste en meest bekende voorbeeld van iemand die getroffen is door onrechtvaardig lijden en verlies te vinden is in het Bijbelse boek Job. De man Job is hooggeacht, welstellend, Godvrezend en rechtvaardig. Op een dag verliest hij alles: zijn bezittingen, zijn aanzien, zijn familie en kinderen, zelfs zijn gezondheid. De lezer weet van bij aanvang dat er geen enkele reden voor is, het is zuiver toevallig, brute pech zouden we het vandaag oneerbiedig noemen.
Is er in zijn verhaal inspiratie te vinden over hoe een mens kan omgaan met onrechtvaardig lijden ? Het boek dateert van enkele honderden jaren voor onze tijdrekening, maar de klaagzang van Job is vandaag nog heel herkenbaar.
Job verliest alles, behalve drie vrienden. Zij hebben in het boek een zeer belangrijke rol, ze komen zeer vaak aan het woord. Doorheen de geschiedenis zijn ze vaak in een slecht daglicht gezet, onterecht volgens mij. Ze vertegenwoordigen de zogenaamde "ouderwetse" visie op het lijden: ze herhalen voortdurend tegen Job dat alles zijn eigen schuld is. Voor hen is God rechtvaardig zowel in het goede als in het kwade dat aan mensen overkomt. Job moet dus niet verbitterd zijn, hij moet alles aanvaarden. Op het einde van het boek worden de vrienden van Job voor deze visie zeer streng op de vingers getikt door God.
Doorheen het ganse verhaal heeft Job het zeer moeilijk met zijn drie "vrienden". "Hoelang nog ga je mij kwellen, me verbrijzelen met je woorden ?", zegt Job tegen hen (Job 19,2).
Nochtans, op het ogenblik dat Job verlaten is van alles en iedereen zijn er de drie vrienden die horen van zijn rampspoed. Onafhankelijk van elkaar (!) besluiten ze hem op te zoeken. Onderweg ontmoetten ze elkaar, en samen gaan ze naar hem toe om hun medeleven te tonen en hem te troosten. Job was bijna onherkenbaar voor hen (hoe herkenbaar is dat !). Zeven dagen en zeven nachten blijven ze naast hem op de grond zitten zonder iets tegen hem te zeggen, want ze zagen hoe vreselijk hij leed. (Job 2, 11-13)
Ze gaan naast hem zitten, op de grond. Dieper kan je niet gaan. Job zat aan de grond: daar gaan zijn vrienden naast hem zitten. En ze zwijgen. Geen wijze raad, geen woord van troost, gewoon zwijgen. In zwijgend nabij-zijn delen ze de sprakeloosheid, de verstomming. Ze blijven stil en delen in de verpletterdheid. Zeven dagen en zeven nachten heeft Job geen woorden. Zolang Job zwijgt blijven de vrienden zwijgen.
Het is de eerste faze: Job is volledig kapot, hij is weliswaar niet dood maar eigenlijk leeft hij niet meer. Hij spreekt niet meer. In de wereld van de niet-levenden hebben woorden geen plaats, geen zin. Alleen levende aanwezigheid heeft dan zin, levend nabij-zijn kan terug levend maken. Door het leven dat naast hem zit kan hij voelen, gewaarworden dat hij niet dood is.
Het lukt: na zeven dagen en nachten gaat Job spreken. Het is een eerste teken dat niet alle leven uit hem is weggevloeid. Wie spreekt is niet dood.
De woorden die Job spreekt zijn nog wel de woorden van iemand die dood wil zijn: "Waarom ben ik niet dood? Was ik maar dood!".
Het is de tweede faze: er zijn weer woorden. Het zijn nog woorden van dood, maar ze komen uit een levende mond. De levenskracht is opnieuw aanwezig, zwak, maar het is een hoopvol begin.
Het lastige woord is ook al aanwezig: waarom?
Dat is ook het woord dat de vrienden aangrijpen. Job stelt een vraag, zij gaan hun antwoord geven. Het was waarschijnlijk niet de bedoeling van Job om een antwoord te krijgen op zijn waarom-vraag. Het was eerder bedoeld om uitdrukking te geven aan zijn onbegrip, zijn niet-begrijpen van de situatie. Zo gaat het vaak in gesprekken: mensen willen goede raad geven, reiken oplossingen aan, ook al is dat helemaal niet nodig.
Het spreken van de vrienden moet dus bestempeld worden als vrij onhandig in de gegeven omstandigheden. Ze komen niet veel verder dan zeggen dat Job zelf waarschijnlijk ten grondslag ligt van zijn rampspoed. Maar moeten we hun spreken daarom afwijzen of veroordelen? Ik meen van niet. We kunnen ons immers afvragen of het wel mogelijk is om in dergelijke situaties woorden te spreken die wél juist gekozen zijn en echte troost bieden.
Veel belangrijker is het dat Job door de woorden van zijn vrienden uitgenodigd (uitgedaagd ?) wordt om in de wereld van de levenden te blijven. Het spreken van de vrienden, hun antwoorden, het verlicht de pijn van Job niet. Dat kan ook niet, die pijn en het verlies zijn te groot, ze zijn onpeilbaar. Maar door de woorden over en weer wordt de pijn stilletjes aan minder onpeilbaar, minder absoluut, minder alles omvattend, minder eindeloos.
De zeven dagen en nachten stilte nemen in het boek drie tekstlijnen in beslag. Het gesprek tussen Job en zijn vrienden duurt veertig bladzijden. Heeft dat wel zin, zo'n langdurig wederzijds onbegrip? Ja, want zolang er spreken is, is er leven. Heel die tijd krijgt Job bij wijze van spreken een infuus van leven, van woorden die hem levend houden, meer levend maken. Er wordt immers naar hem geluisterd, en hij wordt aangesproken. Hoe onvolkomen en onhandig ook, het gebeurt. Dat is de kern van het herstel.
God (of "het leven" als je dit verkiest) is het centrale onderwerp in het lange gesprek. Wat is de rol van God? Heeft hij een aandeel in het onheil dat aan Job is overkomen ? Waar is God als kwade dingen aan mensen overkomen ? Kan je nog op God vertrouwen in situaties van compleet verlies ? Wat is de plaats van God in het oneindige lijden van mensen? Job en zijn vrienden zoeken een antwoord op die vragen. Elk hebben ze een antwoord dat God een plaats geeft. De vrienden zeggen: zowel het goede als het kwade komen van God. Voor alles is er een reden, want God is rechtvaardig. Mogelijk begrijpen we of kennen we de reden niet, of willen we die niet kennen. Aanvaard dus wat je overkomt.
Job betwist het rechtvaardigheidsgehalte van wat hem overkomt. Zijn situatie kan niet rechtvaardig genoemd worden. Job weigert om zijn situatie in het denkschema van zijn vrienden te wringen. Job gaat dus klagen bij God, tegen de onrechtvaardigheid die hem overkomt. Zijn geloof en vertrouwen in God blijven overeind, onwankelbaar. In tegenstelling tot wat zijn vrienden denken, vindt Job niet dat zijn onrechtvaardige situatie van God komt. Wat Job onrechtvaardig vindt kan en wil hij niet de rechtvaardigheid van God noemen: misschien weet God niet wat aan Job is overkomen, waarschijnlijk kent God de situatie niet. Job wil dus bij God die rechtvaardig is zijn zaak gaan bepleiten.
Heel het gesprek tussen Job en zijn vrienden wil ik de derde faze noemen. Het is een periode van verzet, boosheid, onbegrip, onderhandelen, zelfbeklag, allemaal door elkaar. Het is een periode waarin de wil tot leven een voortdurend gevecht voert tegen het verlangen om alles op te geven en dood te willen zijn. Job spreekt, maar zijn gezicht is naar de dood gewend.
Naar het einde toe van het gesprek met de vrienden is er een verandering. Job spreekt niet meer uitsluitend over zijn onheil en zijn rampspoed, hij spreekt over de goede tijd van vroeger, de tijd vóór de rampspoed.
Vroeger werd hij gerespecteerd (lees de lange en indrukwekkende beschrijving in Job 29!): "Ieder die mij hoorde prees mijn woorden, ieder die mij zag had niets dan lof, omdat ik de arme redde die om hulp riep, en de wees die in de steek gelaten was. Ik werd gezegend door de stervende, in het hart van de weduwe bracht ik de vreugde terug".
Het is de vierde faze die kan beginnen. Job is weer in de wereld van de levenden geklauterd, ook al bekijkt hij die vanop een afstand want het is het verleden. De wereld van de levenden maakt weer deel uit van zijn wereld. Hij kijkt niet meer uitsluitend in de afgrond. Er is weer zicht op leven. Hij kan opnieuw naar het leven kijken.
Zijn boosheid en zelfbeklag zijn niet verdwenen, maar ze krijgen daarmee een andere achtergrond, komen in een ander reliëf te staan. Omdat Job naar het leven kan kijken, kan dat leven stilletjes aan een grotere plaats in zijn blikveld innemen. In het boek Job is het God die op dat ogenblik spreekt en vertelt over het wondere en machtige leven dat overal aanwezig is: de uitgestrektheid van de aarde, de jubelende morgensterren, de sneeuw en de hagel, de dauwdruppels en de rijp van de hemel (Job 38 e.v.).
Job ziet het, maar doet er het zwijgen toe (Job 40, 4-5). Hij kan nog niet instemmen met het volle leven. Hij heeft nog tijd nodig.
Maar het leven zwijgt niet, God blijft spreken (Job 41-42). Tot Job uiteindelijk zegt: "Eerder had ik slechts over u gehoord, maar nu heb ik u met eigen ogen aanschouwd. Daarom herroep ik mijn woorden en buig ik mij." (Job 42, 5-6)
Job buigt, maar het is geen capitulatie. Het is verzaken aan de vraag: waarom ? Het is ja zeggen tegen de vaststelling dat het leven groter is dan het lijden. Het is de laatste faze, beter gezegd, het is de start van een nieuw begin, een nieuw leven. In het boek Job wordt het een happy-end in echte Hollywood stijl (Job 42). Laat ik het er bij houden dat het nieuwe leven van Job rooskleuriger is dan hij ooit had kunnen verwachten.
Hoewel God ten laatste de drie vrienden nog wil berispen hoop ik van harte dat ieder die ooit in de put zit of door 'rampspoed' getroffen wordt enkele vrienden van dit kaliber mag hebben, hoe storend en ongepast ze zich ook mogen gedragen. Voor alle anderen wil ik het boek van Job gebruiken als aanbeveling om niet te aarzelen als een vriend(in) op de grond zit. Hoe onhandig ook, uw aanwezigheid, uw spreken en zelfs uw zwijgen zal altijd zinvol zijn.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
Er gebeuren soms erge dingen aan mensen: verlies of lijden dat machteloos en tegelijk opstandig maakt. Ik zag daarnet de aankondiging van de geboorte op 27 oktober 2013 van Amber, met daaronder 31 oktober als datum van overlijden. Zoiets maakt ons sprakeloos en verontwaardigd; een dergelijke onrechtvaardigheid zou niet mogen bestaan.
Ik veronderstel dat het oudste en meest bekende voorbeeld van iemand die getroffen is door onrechtvaardig lijden en verlies te vinden is in het Bijbelse boek Job. De man Job is hooggeacht, welstellend, Godvrezend en rechtvaardig. Op een dag verliest hij alles: zijn bezittingen, zijn aanzien, zijn familie en kinderen, zelfs zijn gezondheid. De lezer weet van bij aanvang dat er geen enkele reden voor is, het is zuiver toevallig, brute pech zouden we het vandaag oneerbiedig noemen.
Is er in zijn verhaal inspiratie te vinden over hoe een mens kan omgaan met onrechtvaardig lijden ? Het boek dateert van enkele honderden jaren voor onze tijdrekening, maar de klaagzang van Job is vandaag nog heel herkenbaar.
Job verliest alles, behalve drie vrienden. Zij hebben in het boek een zeer belangrijke rol, ze komen zeer vaak aan het woord. Doorheen de geschiedenis zijn ze vaak in een slecht daglicht gezet, onterecht volgens mij. Ze vertegenwoordigen de zogenaamde "ouderwetse" visie op het lijden: ze herhalen voortdurend tegen Job dat alles zijn eigen schuld is. Voor hen is God rechtvaardig zowel in het goede als in het kwade dat aan mensen overkomt. Job moet dus niet verbitterd zijn, hij moet alles aanvaarden. Op het einde van het boek worden de vrienden van Job voor deze visie zeer streng op de vingers getikt door God.
Doorheen het ganse verhaal heeft Job het zeer moeilijk met zijn drie "vrienden". "Hoelang nog ga je mij kwellen, me verbrijzelen met je woorden ?", zegt Job tegen hen (Job 19,2).
Nochtans, op het ogenblik dat Job verlaten is van alles en iedereen zijn er de drie vrienden die horen van zijn rampspoed. Onafhankelijk van elkaar (!) besluiten ze hem op te zoeken. Onderweg ontmoetten ze elkaar, en samen gaan ze naar hem toe om hun medeleven te tonen en hem te troosten. Job was bijna onherkenbaar voor hen (hoe herkenbaar is dat !). Zeven dagen en zeven nachten blijven ze naast hem op de grond zitten zonder iets tegen hem te zeggen, want ze zagen hoe vreselijk hij leed. (Job 2, 11-13)
Ze gaan naast hem zitten, op de grond. Dieper kan je niet gaan. Job zat aan de grond: daar gaan zijn vrienden naast hem zitten. En ze zwijgen. Geen wijze raad, geen woord van troost, gewoon zwijgen. In zwijgend nabij-zijn delen ze de sprakeloosheid, de verstomming. Ze blijven stil en delen in de verpletterdheid. Zeven dagen en zeven nachten heeft Job geen woorden. Zolang Job zwijgt blijven de vrienden zwijgen.
Het is de eerste faze: Job is volledig kapot, hij is weliswaar niet dood maar eigenlijk leeft hij niet meer. Hij spreekt niet meer. In de wereld van de niet-levenden hebben woorden geen plaats, geen zin. Alleen levende aanwezigheid heeft dan zin, levend nabij-zijn kan terug levend maken. Door het leven dat naast hem zit kan hij voelen, gewaarworden dat hij niet dood is.
Het lukt: na zeven dagen en nachten gaat Job spreken. Het is een eerste teken dat niet alle leven uit hem is weggevloeid. Wie spreekt is niet dood.
De woorden die Job spreekt zijn nog wel de woorden van iemand die dood wil zijn: "Waarom ben ik niet dood? Was ik maar dood!".
Het is de tweede faze: er zijn weer woorden. Het zijn nog woorden van dood, maar ze komen uit een levende mond. De levenskracht is opnieuw aanwezig, zwak, maar het is een hoopvol begin.
Het lastige woord is ook al aanwezig: waarom?
Dat is ook het woord dat de vrienden aangrijpen. Job stelt een vraag, zij gaan hun antwoord geven. Het was waarschijnlijk niet de bedoeling van Job om een antwoord te krijgen op zijn waarom-vraag. Het was eerder bedoeld om uitdrukking te geven aan zijn onbegrip, zijn niet-begrijpen van de situatie. Zo gaat het vaak in gesprekken: mensen willen goede raad geven, reiken oplossingen aan, ook al is dat helemaal niet nodig.
Het spreken van de vrienden moet dus bestempeld worden als vrij onhandig in de gegeven omstandigheden. Ze komen niet veel verder dan zeggen dat Job zelf waarschijnlijk ten grondslag ligt van zijn rampspoed. Maar moeten we hun spreken daarom afwijzen of veroordelen? Ik meen van niet. We kunnen ons immers afvragen of het wel mogelijk is om in dergelijke situaties woorden te spreken die wél juist gekozen zijn en echte troost bieden.
Veel belangrijker is het dat Job door de woorden van zijn vrienden uitgenodigd (uitgedaagd ?) wordt om in de wereld van de levenden te blijven. Het spreken van de vrienden, hun antwoorden, het verlicht de pijn van Job niet. Dat kan ook niet, die pijn en het verlies zijn te groot, ze zijn onpeilbaar. Maar door de woorden over en weer wordt de pijn stilletjes aan minder onpeilbaar, minder absoluut, minder alles omvattend, minder eindeloos.
De zeven dagen en nachten stilte nemen in het boek drie tekstlijnen in beslag. Het gesprek tussen Job en zijn vrienden duurt veertig bladzijden. Heeft dat wel zin, zo'n langdurig wederzijds onbegrip? Ja, want zolang er spreken is, is er leven. Heel die tijd krijgt Job bij wijze van spreken een infuus van leven, van woorden die hem levend houden, meer levend maken. Er wordt immers naar hem geluisterd, en hij wordt aangesproken. Hoe onvolkomen en onhandig ook, het gebeurt. Dat is de kern van het herstel.
God (of "het leven" als je dit verkiest) is het centrale onderwerp in het lange gesprek. Wat is de rol van God? Heeft hij een aandeel in het onheil dat aan Job is overkomen ? Waar is God als kwade dingen aan mensen overkomen ? Kan je nog op God vertrouwen in situaties van compleet verlies ? Wat is de plaats van God in het oneindige lijden van mensen? Job en zijn vrienden zoeken een antwoord op die vragen. Elk hebben ze een antwoord dat God een plaats geeft. De vrienden zeggen: zowel het goede als het kwade komen van God. Voor alles is er een reden, want God is rechtvaardig. Mogelijk begrijpen we of kennen we de reden niet, of willen we die niet kennen. Aanvaard dus wat je overkomt.
Job betwist het rechtvaardigheidsgehalte van wat hem overkomt. Zijn situatie kan niet rechtvaardig genoemd worden. Job weigert om zijn situatie in het denkschema van zijn vrienden te wringen. Job gaat dus klagen bij God, tegen de onrechtvaardigheid die hem overkomt. Zijn geloof en vertrouwen in God blijven overeind, onwankelbaar. In tegenstelling tot wat zijn vrienden denken, vindt Job niet dat zijn onrechtvaardige situatie van God komt. Wat Job onrechtvaardig vindt kan en wil hij niet de rechtvaardigheid van God noemen: misschien weet God niet wat aan Job is overkomen, waarschijnlijk kent God de situatie niet. Job wil dus bij God die rechtvaardig is zijn zaak gaan bepleiten.
Heel het gesprek tussen Job en zijn vrienden wil ik de derde faze noemen. Het is een periode van verzet, boosheid, onbegrip, onderhandelen, zelfbeklag, allemaal door elkaar. Het is een periode waarin de wil tot leven een voortdurend gevecht voert tegen het verlangen om alles op te geven en dood te willen zijn. Job spreekt, maar zijn gezicht is naar de dood gewend.
Naar het einde toe van het gesprek met de vrienden is er een verandering. Job spreekt niet meer uitsluitend over zijn onheil en zijn rampspoed, hij spreekt over de goede tijd van vroeger, de tijd vóór de rampspoed.
Vroeger werd hij gerespecteerd (lees de lange en indrukwekkende beschrijving in Job 29!): "Ieder die mij hoorde prees mijn woorden, ieder die mij zag had niets dan lof, omdat ik de arme redde die om hulp riep, en de wees die in de steek gelaten was. Ik werd gezegend door de stervende, in het hart van de weduwe bracht ik de vreugde terug".
Het is de vierde faze die kan beginnen. Job is weer in de wereld van de levenden geklauterd, ook al bekijkt hij die vanop een afstand want het is het verleden. De wereld van de levenden maakt weer deel uit van zijn wereld. Hij kijkt niet meer uitsluitend in de afgrond. Er is weer zicht op leven. Hij kan opnieuw naar het leven kijken.
Zijn boosheid en zelfbeklag zijn niet verdwenen, maar ze krijgen daarmee een andere achtergrond, komen in een ander reliëf te staan. Omdat Job naar het leven kan kijken, kan dat leven stilletjes aan een grotere plaats in zijn blikveld innemen. In het boek Job is het God die op dat ogenblik spreekt en vertelt over het wondere en machtige leven dat overal aanwezig is: de uitgestrektheid van de aarde, de jubelende morgensterren, de sneeuw en de hagel, de dauwdruppels en de rijp van de hemel (Job 38 e.v.).
Job ziet het, maar doet er het zwijgen toe (Job 40, 4-5). Hij kan nog niet instemmen met het volle leven. Hij heeft nog tijd nodig.
Maar het leven zwijgt niet, God blijft spreken (Job 41-42). Tot Job uiteindelijk zegt: "Eerder had ik slechts over u gehoord, maar nu heb ik u met eigen ogen aanschouwd. Daarom herroep ik mijn woorden en buig ik mij." (Job 42, 5-6)
Job buigt, maar het is geen capitulatie. Het is verzaken aan de vraag: waarom ? Het is ja zeggen tegen de vaststelling dat het leven groter is dan het lijden. Het is de laatste faze, beter gezegd, het is de start van een nieuw begin, een nieuw leven. In het boek Job wordt het een happy-end in echte Hollywood stijl (Job 42). Laat ik het er bij houden dat het nieuwe leven van Job rooskleuriger is dan hij ooit had kunnen verwachten.
Hoewel God ten laatste de drie vrienden nog wil berispen hoop ik van harte dat ieder die ooit in de put zit of door 'rampspoed' getroffen wordt enkele vrienden van dit kaliber mag hebben, hoe storend en ongepast ze zich ook mogen gedragen. Voor alle anderen wil ik het boek van Job gebruiken als aanbeveling om niet te aarzelen als een vriend(in) op de grond zit. Hoe onhandig ook, uw aanwezigheid, uw spreken en zelfs uw zwijgen zal altijd zinvol zijn.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
maandag 7 oktober 2013
Het visioen van Jesaja
Over een maand is het 11.11.11, een belangrijk moment van actie voor al wie begaan is met een meer rechtvaardige wereldorde. Wat later in december gaat de campagne van Welzijnszorg van start, met aandacht voor de armoede dichterbij ons. Zo zijn er doorheen het jaar allerlei kansen om je in te zetten voor medemensen veraf en dichtbij. Het blijft een belangrijke opdracht voor elk van ons, ieder op zijn of haar eigen wijze: werken aan een betere wereld.
Waar blijven we de energie halen om ons hiervoor in te zetten ? Die droom van een betere wereld motiveert vele mensen op een zeer sterke wijze, en dat is van alle tijden.
De evangelist Lucas vertelt hoe Jezus in de synagoge van Nazareth het visioen van de profeet Jesaja (700 jaar ouder) in herinnering bracht:
Het is een visioen dat mensen blijvend uitdaagt. Velen hebben zich doorheen de geschiedenis aangesproken geweten om de woorden van Jesaja werkelijkheid te maken. Ook vandaag. Het is de kern van een samenleving die zich solidair noemt.
Het zijn woorden die tot actie oproepen, die in beweging zetten. Maar het zijn tegelijk woorden van hoop en troost, ook voor ons. Dat klinkt mogelijk vreemd, maar de wereld is niet eenvoudig verdeeld in een groep bevoorrechten - waartoe wij dan zouden behoren - en een groep die achtergesteld is, waartoe de blinden, de armen, de verdrukten en de gevangenen behoren. In deze opvatting rust er een opdracht op de schouders van de bevoorrechten. Terecht, gedeeltelijk toch. Het is waar dat we bevoorrecht zijn, maar door het louter zo te bekijken lopen we wel het risico dat we het visioen van Jesaja alleen met ons hoofd en onze handen beluisteren.
Moet het visioen van Jesaja en Jezus ook niet voor ons troost en hoop bieden? Kunnen we toegeven dat wij op onze "moderne" manier evengoed blind, arm, gevangen en verdrukt zijn?
Om aan armen de goede boodschap te brengen... Wij zijn niet arm, letterlijk niet althans. Maar zijn er geen momenten in ons leven dat wij ons arm voelen, dat we een tekort hebben aan vriendschap, aan respect, aan vertrouwen? Dat we nergens een luisterend oor hebben, dat er alleen slecht nieuws - en geen goede boodschap - voor ons is? We zijn zelf ook soms arm...
Aan blinden het licht in hun ogen... Hoe vaak overkomt het ons niet dat we blind zijn, dat we niet zien waar de uitweg is, dat we niet zien waar we zijn, wie we zijn? We zijn zelf ook soms blind...
Om verdrukten in vrijheid te laten gaan... Druk betekent in het Engels stress. Wie nog nooit wakker heeft gelegen van deze "moderne" verdrukking mag zijn hand opsteken. En ik denk dan aan die lieve collega die nu van haar psychiater nog een maand extra ziekteverlof heeft voorgeschreven gekregen.Wij zijn zelf ook soms verdrukt...
Om gevangenen hun vrijlating aan te kondigen... Kunnen we ons herkennen in de jongen die van de brug moet springen en sterven omdat het de enige uitweg is uit de gevangenis van de pesterijen? Hoe vaak zitten we niet gevangen in gewoontes die onszelf en anderen leed berokkenen ? Wij zijn zelf ook soms gevangen...
Ik denk dat we bescheiden en eerlijk moeten zijn, en durven erkennen dat wij zelf ook soms aan de kant van de zwakken staan, dat we gewoon één van hen zijn. Met de hoop en de verwachting op troost, meer nog, op bevrijding.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
Waar blijven we de energie halen om ons hiervoor in te zetten ? Die droom van een betere wereld motiveert vele mensen op een zeer sterke wijze, en dat is van alle tijden.
De evangelist Lucas vertelt hoe Jezus in de synagoge van Nazareth het visioen van de profeet Jesaja (700 jaar ouder) in herinnering bracht:
Om aan armen de goede boodschap te brengen heeft hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating aan te kondigen en aan blinden het licht in hun ogen, om verdrukten in vrijheid te laten gaan en een jaar af te kondigen dat de Heer welgevallig is.
Het is een visioen dat mensen blijvend uitdaagt. Velen hebben zich doorheen de geschiedenis aangesproken geweten om de woorden van Jesaja werkelijkheid te maken. Ook vandaag. Het is de kern van een samenleving die zich solidair noemt.
Het zijn woorden die tot actie oproepen, die in beweging zetten. Maar het zijn tegelijk woorden van hoop en troost, ook voor ons. Dat klinkt mogelijk vreemd, maar de wereld is niet eenvoudig verdeeld in een groep bevoorrechten - waartoe wij dan zouden behoren - en een groep die achtergesteld is, waartoe de blinden, de armen, de verdrukten en de gevangenen behoren. In deze opvatting rust er een opdracht op de schouders van de bevoorrechten. Terecht, gedeeltelijk toch. Het is waar dat we bevoorrecht zijn, maar door het louter zo te bekijken lopen we wel het risico dat we het visioen van Jesaja alleen met ons hoofd en onze handen beluisteren.
Moet het visioen van Jesaja en Jezus ook niet voor ons troost en hoop bieden? Kunnen we toegeven dat wij op onze "moderne" manier evengoed blind, arm, gevangen en verdrukt zijn?
Om aan armen de goede boodschap te brengen... Wij zijn niet arm, letterlijk niet althans. Maar zijn er geen momenten in ons leven dat wij ons arm voelen, dat we een tekort hebben aan vriendschap, aan respect, aan vertrouwen? Dat we nergens een luisterend oor hebben, dat er alleen slecht nieuws - en geen goede boodschap - voor ons is? We zijn zelf ook soms arm...
Aan blinden het licht in hun ogen... Hoe vaak overkomt het ons niet dat we blind zijn, dat we niet zien waar de uitweg is, dat we niet zien waar we zijn, wie we zijn? We zijn zelf ook soms blind...
Om verdrukten in vrijheid te laten gaan... Druk betekent in het Engels stress. Wie nog nooit wakker heeft gelegen van deze "moderne" verdrukking mag zijn hand opsteken. En ik denk dan aan die lieve collega die nu van haar psychiater nog een maand extra ziekteverlof heeft voorgeschreven gekregen.Wij zijn zelf ook soms verdrukt...
Om gevangenen hun vrijlating aan te kondigen... Kunnen we ons herkennen in de jongen die van de brug moet springen en sterven omdat het de enige uitweg is uit de gevangenis van de pesterijen? Hoe vaak zitten we niet gevangen in gewoontes die onszelf en anderen leed berokkenen ? Wij zijn zelf ook soms gevangen...
Ik denk dat we bescheiden en eerlijk moeten zijn, en durven erkennen dat wij zelf ook soms aan de kant van de zwakken staan, dat we gewoon één van hen zijn. Met de hoop en de verwachting op troost, meer nog, op bevrijding.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
donderdag 8 augustus 2013
Lineair versus cyclisch
We hebben de gewoonte het leven voor te stellen als een lijn die loopt van verleden naar toekomst. Ergens op die - mogelijk kronkelende - lijn bevinden we ons, en wat voorbij is ligt achter ons, wat nog komen moet ligt voor ons. Het is een lineaire voorstelling die eenvoudig te begrijpen is. Zoals we spreken over de loop van een rivier doorheen het landschap, zo spreken we over de levensloop.
Een aantal aspecten van het leven krijgen in de lineaire zienswijze dan weer geen plaats. De mogelijkheid bijvoorbeeld dat het leven wel eens de indruk geeft van stil te staan, of achteruit te gaan. Of de ervaring van herhaling, opnieuw hetzelfde meemaken. Deze ervaringen en indrukken passen niet in een lineaire voorstelling, met als vreemd gevolg dat ze onmogelijk zouden zijn. We worden bijna verplicht ons leven te leven volgens het lineaire principe.
Een andere voorstellingswijze is nochtans perfect mogelijk. We moeten daarvoor slechts kijken naar de natuur. In de natuur is de cirkel, de herhaling, het hoofdprincipe. Er is geen begin- of eindpunt, het leven in de natuur is voortdurend in een cyclische beweging van groei, bloei, afsterven en rust. Deze cycli of herhalingen kunnen snel of traag opeenvolgen. Voor de bomen is dat anders dan voor de bloemen, voor de zee is het anders dan voor de maan, maar de cyclus van dag en nacht, van de seizoenen, van de jaren zit doorheen de ganse natuur.
Zelf zijn we ook een deel van de natuur, ook al willen we ze steeds meer onderwerpen. En bijgevolg is ons leven veel meer cyclisch van aard dan lineair. De dagelijkse herhaling van dag en nacht ritmeert ons leven veel nadrukkelijker dan we willen toegeven. De seizoenen lente, zomer, herfst en winter hebben elk hun betekenis. We kijken er telkens opnieuw naar uit, maar proberen ondertussen wel te doen alsof die seizoenen ons niet beïnvloeden.
De mens heeft niet alleen het ritme van dag en nacht, het ritme van de seizoenen, het ritme van het jaar gekregen van de natuur. Hij heeft ook eigen herhalingen bedacht : de week en de maand.
Als we de natuur in haar geheel bekijken, de mensen inbegrepen, dan is het snel duidelijk dat een cyclische voorstelling van het leven veel logischer is dan een lineaire. De lineaire voorstelling is - beperkt - bruikbaar als we één enkel individueel deeltje bekijken: één mens, één boom, één hond. In de westerse wereld doen we dat graag: het individu op zichzelf bekijken, los van de omgeving. Onze manier van studeren en begrijpen is de wetenschappelijke manier, waarbij we de elementen afzonderlijk nemen en onderzoeken. Anders is het veel te complex om de natuur te doorgronden. Maar uiteindelijk brengt een lineaire visie op het leven een zeer beperkt inzicht.
Wie het leven van de mens niet vanuit een lineaire maar vanuit een cyclische visie benadert geeft het leven automatisch een veel bredere en diepere invulling, meer in harmonie met de ganse natuur. Die zal begrijpen dat vooruitgang slechts mogelijk is in een cyclische, zich herhalende beweging. Die zal aanvaarden dat rust, afsterven en stilstand even volwaardig deel uitmaken van het leven als groei en bloei. Die zal inzien dat acht uur slapen 's nachts geen tijdverlies is in de cyclus van de dag en de nacht. Die zal glimlachen met de jacht op resultaten en het streven naar een doel. De natuur is vol van zin en betekenis, ook al heeft ze geen doel, ook al beoogt ze geen resultaat.
Als mijn oudste dochter gaat trouwen en mij vraagt naar de betekenis van de ringen, dan hoop ik iets te kunnen overbrengen van de bevrijdende kracht die uitgaat van de ring, van de cirkel, van de cyclische herhaling die overal te vinden is in de natuur. Zoals de ring hebben liefde en leven geen begin en geen einde, ze zijn er gewoon, in vormen die we kennen en niet kennen. De woorden begin en einde zijn bruikbaar in het lineaire denken, maar in het echte leven hebben ze eigenlijk weinig betekenis.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
Door het leven op deze manier voor te stellen zetten we ook enkele aspecten ervan wat meer speciaal in de verf. We benadrukken ermee dat ons leven een beginpunt heeft, een oorsprong, en een eindpunt, een begin en een einde. We drukken er ook mee uit dat het leven steeds verandert, dat wat voorbij is ook voorgoed voorbij is. En ook is de gedachte aanwezig dat er steeds een doel is, een richting, beweging, vooruitgang.
Een aantal aspecten van het leven krijgen in de lineaire zienswijze dan weer geen plaats. De mogelijkheid bijvoorbeeld dat het leven wel eens de indruk geeft van stil te staan, of achteruit te gaan. Of de ervaring van herhaling, opnieuw hetzelfde meemaken. Deze ervaringen en indrukken passen niet in een lineaire voorstelling, met als vreemd gevolg dat ze onmogelijk zouden zijn. We worden bijna verplicht ons leven te leven volgens het lineaire principe.
Een andere voorstellingswijze is nochtans perfect mogelijk. We moeten daarvoor slechts kijken naar de natuur. In de natuur is de cirkel, de herhaling, het hoofdprincipe. Er is geen begin- of eindpunt, het leven in de natuur is voortdurend in een cyclische beweging van groei, bloei, afsterven en rust. Deze cycli of herhalingen kunnen snel of traag opeenvolgen. Voor de bomen is dat anders dan voor de bloemen, voor de zee is het anders dan voor de maan, maar de cyclus van dag en nacht, van de seizoenen, van de jaren zit doorheen de ganse natuur.
Zelf zijn we ook een deel van de natuur, ook al willen we ze steeds meer onderwerpen. En bijgevolg is ons leven veel meer cyclisch van aard dan lineair. De dagelijkse herhaling van dag en nacht ritmeert ons leven veel nadrukkelijker dan we willen toegeven. De seizoenen lente, zomer, herfst en winter hebben elk hun betekenis. We kijken er telkens opnieuw naar uit, maar proberen ondertussen wel te doen alsof die seizoenen ons niet beïnvloeden.
De mens heeft niet alleen het ritme van dag en nacht, het ritme van de seizoenen, het ritme van het jaar gekregen van de natuur. Hij heeft ook eigen herhalingen bedacht : de week en de maand.
Als we de natuur in haar geheel bekijken, de mensen inbegrepen, dan is het snel duidelijk dat een cyclische voorstelling van het leven veel logischer is dan een lineaire. De lineaire voorstelling is - beperkt - bruikbaar als we één enkel individueel deeltje bekijken: één mens, één boom, één hond. In de westerse wereld doen we dat graag: het individu op zichzelf bekijken, los van de omgeving. Onze manier van studeren en begrijpen is de wetenschappelijke manier, waarbij we de elementen afzonderlijk nemen en onderzoeken. Anders is het veel te complex om de natuur te doorgronden. Maar uiteindelijk brengt een lineaire visie op het leven een zeer beperkt inzicht.
Wie het leven van de mens niet vanuit een lineaire maar vanuit een cyclische visie benadert geeft het leven automatisch een veel bredere en diepere invulling, meer in harmonie met de ganse natuur. Die zal begrijpen dat vooruitgang slechts mogelijk is in een cyclische, zich herhalende beweging. Die zal aanvaarden dat rust, afsterven en stilstand even volwaardig deel uitmaken van het leven als groei en bloei. Die zal inzien dat acht uur slapen 's nachts geen tijdverlies is in de cyclus van de dag en de nacht. Die zal glimlachen met de jacht op resultaten en het streven naar een doel. De natuur is vol van zin en betekenis, ook al heeft ze geen doel, ook al beoogt ze geen resultaat.
Als mijn oudste dochter gaat trouwen en mij vraagt naar de betekenis van de ringen, dan hoop ik iets te kunnen overbrengen van de bevrijdende kracht die uitgaat van de ring, van de cirkel, van de cyclische herhaling die overal te vinden is in de natuur. Zoals de ring hebben liefde en leven geen begin en geen einde, ze zijn er gewoon, in vormen die we kennen en niet kennen. De woorden begin en einde zijn bruikbaar in het lineaire denken, maar in het echte leven hebben ze eigenlijk weinig betekenis.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
zondag 28 juli 2013
De zot en het busje
We hebben graag dat de zaken netjes in orde zijn, dat alles onder controle is. Ik ook trouwens.
We zijn echter in toenemende mate verslaafd geraakt aan deze toestand van perfectie. We hebben nog weinig te maken met zaken die mislopen, en als er dan toch wat scheef gaat dan geraken we helemaal van slag.
We zijn streng en veeleisend voor onszelf, en nemen de stress er noodgedwongen bij. Dat is nu eenmaal zo als de verwachtingen hoog gespannen zijn.
Naar de anderen toe zijn we even streng en veeleisend. Als er een fout gemaakt wordt, zijn begrip en mildheid ver te zoeken. Integendeel, we vinden meer en meer dat wie fouten maakt of storend gedrag vertoont gestraft moet worden, en we zijn ook met meer ijver op zoek naar fouten.
We willen ons omringen met perfectie, en al wat scheef is of krom zullen we proberen te verwijderen. In elke klas zat vroeger een lastige of een domme, vandaag moeten zo'n kinderen naar een andere school of moeten ze een pilletje nemen zodat hun gedrag normaler wordt.
Elk dorp had vroeger een zot die raar was en soms dwaze dingen deed. Op zijn manier herinnerde hij er de mensen aan dat ze zelf ook wat zotheid in hun hoofd hadden maar het misschien beter konden verstoppen. Vandaag wordt de zot 's morgens met een apart busje weggehaald uit het dorp want het is storend als die gewoon bij ons rondloopt.
Elke fabriek had zijn harde werkers en slimme herstellers, maar ook enkelen die geen van beide waren. Voor hen was er toch een plaats, want in de fabriek werkte je je ganse leven. Vandaag hebben we voor die mensen afkortingen uitgevonden: RVA en VDAB, desnoods OCMW.
Wat niet perfect is moet weg. Wie niet perfect is moet eruit. En wie dat nog niet doorheeft zal op televisie wel belachelijk gemaakt worden in een of ander lifestyle programma. Of krijgt een GAS-boete.
Onze mildheid, onze zachtheid en ons begrip zijn bijna geheel verdwenen. We kunnen moeilijk aanvaarden dat we zelf niet perfect zijn, en we hebben er last mee dat de anderen evenmin perfect zijn. We weten niet meer hoe we breekbaarheid, stommiteiten, ongeluk en mislukking een plaats kunnen geven in ons leven. Vandaag ben je immers ofwel IN, ofwel OUT.
We hebben een nieuwe koning, leve Koning Filip. Hij heeft beslist geen collectieve gratie meer te geven aan veroordeelden ter gelegenheid van zijn aantreden. De krant schreef (DS 23 juli) dat de kans bestaat dat hij ook de individuele gratieverlening verzaakt.
Gratie is dus blijkbaar mee uit de mode geraakt. Oeps, neen, de echte reden is dat volgens internationale rechtsregels alleen rechtbanken mogen beslissen over straffen.
Rik Torfs noemt het in De Standaard van donderdag 25 juli ironisch boeiende tijden:
Het woord gratie heeft een verband met het woord gratis. Iets geven zonder dat er een prijs tegenover staat. We leven in rare tijden als we zelfs een gratie, een gift afkeurend bekijken. Ook al is het gratis, we vinden blijkbaar dat het moet verdiend worden. Je moet het waardig zijn om de gift te kunnen ontvangen. Niet voor veroordeelden dus... Ook niet voor Griekenland waarschijnlijk.
PS: op de foto ziet u de "Broken Chair", een beeld op de Place des Nations in Genève, Zwitserland, 12 meter hoog.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
We zijn echter in toenemende mate verslaafd geraakt aan deze toestand van perfectie. We hebben nog weinig te maken met zaken die mislopen, en als er dan toch wat scheef gaat dan geraken we helemaal van slag.
We zijn streng en veeleisend voor onszelf, en nemen de stress er noodgedwongen bij. Dat is nu eenmaal zo als de verwachtingen hoog gespannen zijn.
Naar de anderen toe zijn we even streng en veeleisend. Als er een fout gemaakt wordt, zijn begrip en mildheid ver te zoeken. Integendeel, we vinden meer en meer dat wie fouten maakt of storend gedrag vertoont gestraft moet worden, en we zijn ook met meer ijver op zoek naar fouten.
We willen ons omringen met perfectie, en al wat scheef is of krom zullen we proberen te verwijderen. In elke klas zat vroeger een lastige of een domme, vandaag moeten zo'n kinderen naar een andere school of moeten ze een pilletje nemen zodat hun gedrag normaler wordt.
Elk dorp had vroeger een zot die raar was en soms dwaze dingen deed. Op zijn manier herinnerde hij er de mensen aan dat ze zelf ook wat zotheid in hun hoofd hadden maar het misschien beter konden verstoppen. Vandaag wordt de zot 's morgens met een apart busje weggehaald uit het dorp want het is storend als die gewoon bij ons rondloopt.
Elke fabriek had zijn harde werkers en slimme herstellers, maar ook enkelen die geen van beide waren. Voor hen was er toch een plaats, want in de fabriek werkte je je ganse leven. Vandaag hebben we voor die mensen afkortingen uitgevonden: RVA en VDAB, desnoods OCMW.
Wat niet perfect is moet weg. Wie niet perfect is moet eruit. En wie dat nog niet doorheeft zal op televisie wel belachelijk gemaakt worden in een of ander lifestyle programma. Of krijgt een GAS-boete.
Onze mildheid, onze zachtheid en ons begrip zijn bijna geheel verdwenen. We kunnen moeilijk aanvaarden dat we zelf niet perfect zijn, en we hebben er last mee dat de anderen evenmin perfect zijn. We weten niet meer hoe we breekbaarheid, stommiteiten, ongeluk en mislukking een plaats kunnen geven in ons leven. Vandaag ben je immers ofwel IN, ofwel OUT.
We hebben een nieuwe koning, leve Koning Filip. Hij heeft beslist geen collectieve gratie meer te geven aan veroordeelden ter gelegenheid van zijn aantreden. De krant schreef (DS 23 juli) dat de kans bestaat dat hij ook de individuele gratieverlening verzaakt.
Gratie is dus blijkbaar mee uit de mode geraakt. Oeps, neen, de echte reden is dat volgens internationale rechtsregels alleen rechtbanken mogen beslissen over straffen.
Rik Torfs noemt het in De Standaard van donderdag 25 juli ironisch boeiende tijden:
We leven in boeiende tijden, waarin gratie langzaam taboe wordt, terwijl over de doodstraf een welopgevoed gesprek weer mogelijk is. Het lukt mij niet in deze evolutie sporen van vooruitgang te onderkennen. De mens oordeelt over goed en kwaad op een manier die de goden, toen ze nog bestonden, tot aarzelen aan zou zetten.De Koning heeft hiermee dus geen mogelijkheid meer om mildheid, zachtheid en begrip te tonen tegenover de meest afgekeurde elementen uit onze samenleving. Zou hij ook overwegen om geen adellijke titels meer toe te kennen aan de meest gewaardeerde elementen uit onze samenleving ?
Het woord gratie heeft een verband met het woord gratis. Iets geven zonder dat er een prijs tegenover staat. We leven in rare tijden als we zelfs een gratie, een gift afkeurend bekijken. Ook al is het gratis, we vinden blijkbaar dat het moet verdiend worden. Je moet het waardig zijn om de gift te kunnen ontvangen. Niet voor veroordeelden dus... Ook niet voor Griekenland waarschijnlijk.
PS: op de foto ziet u de "Broken Chair", een beeld op de Place des Nations in Genève, Zwitserland, 12 meter hoog.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
zaterdag 15 juni 2013
Ooit komt de beloning...
‘Atheïsten die een goed leven leiden, zullen door Jezus gered worden en in de hemel opgenomen worden.’ Die opmerkelijke woorden sprak paus Franciscus einde mei tijdens een mis in Rome.
Opmerkelijke woorden zijn het, en ze hebben al wat commentaren uitgelokt. Want de kwestie wie er in de hemel kan komen ligt voor gelovigen nogal gevoelig.
Ik las dat heel wat atheïstische organisaties enthousiast reageerden, omdat door de woorden van de paus mensen minder wantrouwig met elkaar zullen omgaan.
De zure commentaren komen dus uit de christelijke hoek. Velen begrijpen niet dat ongelovigen ook in de hemel zouden kunnen komen. Een belangrijke woordvoerder van het Vaticaan liet trouwens snel weten dat 'ongelovigen wel degelijk naar de hel gaan'.
Ik veronderstel dat de meeste atheïsten deze discussie minstens met een glimlach zullen bekijken. De hemel zal voor hen immers worst wezen. Ik denk dat de paus zich niet in de eerste plaats tot hen heeft gericht. Het was volgens mij niet zijn bedoeling om hen aan te moedigen bij het christendom aan te sluiten. Ik meen eerder dat zijn woorden gericht waren naar de gelovigen die een afwijzende houding aannemen ten opzichte van wie niet gelovig is.
'Het goede doen is niet voorbehouden aan de gelovige christenen', zei de paus. 'Het vermogen om goed te doen beperkt zich niet tot katholieken, christenen of gelovigen.'
Het is al te menselijk om mensen in twee groepen te verdelen: de goeden en de slechten. Deze "verdelende" houding, een houding van "uitverkorenheid", heeft ook veel aanhangers in het christendom, hoewel ik de indruk heb dat de huidige paus hier tegenin gaat.
Naast de mensen die vinden dat ze uitverkoren zijn, zijn er ook die van oordeel zijn dat de hemel voorbehouden moet zijn voor wie er veel inspanningen voor gedaan heeft. Wie geleefd heeft zonder zich iets aan te trekken van God noch gebod kan volgens hen niet met open armen in de hemel ontvangen worden. Dat is trouwens de kwade reactie van de oudere broer van de verloren zoon, als hij vaststelt dat zijn vader een feest organiseert voor die verloren zoon (Lucas 15):
In de hemel zal je enkel mensen vinden die goed deden zonder de bedoeling in de hemel te geraken. Wie hier en nu met goede wil een beetje hemel op aarde maakt, die heeft geen uitzicht op latere beloning nodig. De hemel hier en nu is immers het enige wat telt. De rest komt vanzelf, wat de farizeeërs er ook mogen over vertellen.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
Opmerkelijke woorden zijn het, en ze hebben al wat commentaren uitgelokt. Want de kwestie wie er in de hemel kan komen ligt voor gelovigen nogal gevoelig.
Ik las dat heel wat atheïstische organisaties enthousiast reageerden, omdat door de woorden van de paus mensen minder wantrouwig met elkaar zullen omgaan.
De zure commentaren komen dus uit de christelijke hoek. Velen begrijpen niet dat ongelovigen ook in de hemel zouden kunnen komen. Een belangrijke woordvoerder van het Vaticaan liet trouwens snel weten dat 'ongelovigen wel degelijk naar de hel gaan'.
Ik veronderstel dat de meeste atheïsten deze discussie minstens met een glimlach zullen bekijken. De hemel zal voor hen immers worst wezen. Ik denk dat de paus zich niet in de eerste plaats tot hen heeft gericht. Het was volgens mij niet zijn bedoeling om hen aan te moedigen bij het christendom aan te sluiten. Ik meen eerder dat zijn woorden gericht waren naar de gelovigen die een afwijzende houding aannemen ten opzichte van wie niet gelovig is.
'Het goede doen is niet voorbehouden aan de gelovige christenen', zei de paus. 'Het vermogen om goed te doen beperkt zich niet tot katholieken, christenen of gelovigen.'
Het is al te menselijk om mensen in twee groepen te verdelen: de goeden en de slechten. Deze "verdelende" houding, een houding van "uitverkorenheid", heeft ook veel aanhangers in het christendom, hoewel ik de indruk heb dat de huidige paus hier tegenin gaat.
Naast de mensen die vinden dat ze uitverkoren zijn, zijn er ook die van oordeel zijn dat de hemel voorbehouden moet zijn voor wie er veel inspanningen voor gedaan heeft. Wie geleefd heeft zonder zich iets aan te trekken van God noch gebod kan volgens hen niet met open armen in de hemel ontvangen worden. Dat is trouwens de kwade reactie van de oudere broer van de verloren zoon, als hij vaststelt dat zijn vader een feest organiseert voor die verloren zoon (Lucas 15):
Maar hij gaf zijn vader ten antwoord: “Ik dien u nu al zoveel jaren en nooit heb ik een gebod van u overtreden, maar mij hebt u nog nooit een bokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen, die uw vermogen met hoeren heeft verbrast, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.”De Amerikaanse jezuïet en theoloog Joe Simmons drukt zijn verwarring en verontwaardiging uit:
Hoe kunnen atheïsten dezelfde beloning ontvangen? Ik heb heel wat zondagstijd geïnvesteerd in mijn zielenheil… waarom moeten zij niet hetzelfde doen?”Waarom ? De vraag die hierbij hoort is inderdaad waarom. Maar niet een jaloers waarom: waarom zij wél en ik niet? Wel een uitzuiverend waarom: waarom doe ik wat ik doe, waarom geloof ik, waarom probeer ik het goede te doen? Zolang je nog met externe motieven op deze waarom-vraag antwoordt - bijvoorbeeld om in de hemel te geraken, om later beloond te worden, om uitverkoren te worden, omdat ik beter ben - zolang is er nog verdere verdieping en uitzuivering nodig, zolang is er nog farizeeërs-gedrag.
In de hemel zal je enkel mensen vinden die goed deden zonder de bedoeling in de hemel te geraken. Wie hier en nu met goede wil een beetje hemel op aarde maakt, die heeft geen uitzicht op latere beloning nodig. De hemel hier en nu is immers het enige wat telt. De rest komt vanzelf, wat de farizeeërs er ook mogen over vertellen.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
maandag 10 juni 2013
Vaderschap
Ik werd er gisteren regelmatig aan herinnerd: het was vaderdag. Ik heb meerdere keren felicitaties in ontvangst kunnen nemen. Dat is zo'n beetje zoals met een verjaardag: je wordt geprezen zonder dat je er - ogenschijnlijk - enige inspanning voor geleverd hebt. Het zou leuk zijn als je af en toe op het werk een dergelijke behandeling kreeg.
Vaderdag dus. Vaders hebben het niet onder de markt. Want hun rol is niet meer zo evident als vroeger. Toen was vader de kostwinner, hij nam de beslissingen en het ganse gezin was hem gehoorzaamheid verschuldigd. Daar schiet vandaag niet veel meer van over. De mama's hebben daar ongeveer de helft van afgeknabbeld: zij verdienen ook de kost, zijn gelijke partner in het nemen van beslissingen, en hebben lak aan gehoorzaamheid. (Sorry, ik bedoel dat niet misprijzend !)
Wat een verschil met het moederschap. Daar kan de vader niets van overnemen - niets. Bovendien zegt iedereen - iedereen ! - dat alleen mama's echt weten wat het kind nodig heeft. Omdat het in hun natuur zit. Geen discussie mogelijk.
De vaders hebben hun terrein de laatste vijftig jaar dus danig zien krimpen. Ze hebben bijgevolg niet zoveel mogelijkheden meer om goede punten te halen. Voeg daarbij de job die veel aandacht eist, en een mislukt vaderschap is bijna gegarandeerd. Vader, je zou van minder gestresst raken.
De Standaard van gisteren heeft enkele tips, gevonden bij Paul Raeburn, een Amerikaans wetenschapsjournalist.
Vaders floreren wanneer ze voldoende geld kunnen verdienen om in het levensonderhoud van hun gezin te voorzien. Ze floreren wanneer ze voldoende tijd hebben om met hun kinderen te spelen, ze voor te lezen, samen dingen te bouwen of te knutselen. Ze floreren wanneer ze tijd hebben om na te denken over de zorg voor hun kinderen. En wanneer ze een goede verstandhouding hebben met hun partner.
Als vader ben je niet veel met deze goede raad. Het blijft een moeizaam proces van zoeken en proberen, zonder veel aanwijzingen vanuit de omgeving. En ik denk dat het zo nog wel een tijd zal duren. De samenleving heeft er vele eeuwen over gedaan om de emancipatie van de vrouw te realiseren - grotendeels toch. Evenzeer zal er nog veel tijd nodig zijn voor de emancipatie van de vader, een breed besef in alle lagen van de samenleving dat de vader een belangrijke en onvervangbare rol te vervullen heeft, als vader.
We staan hier nog maar aan het begin, want we weten amper wat de rol van de vader zou kunnen zijn. Gelukkig is er nog de tweede zondag van juni, als de gezamenlijke gilde van de commerçanten van oordeel is dat de vaders in de watten gelegd moeten worden.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
zaterdag 8 juni 2013
Werken aan ons geluk
'Waarom is het zo moeilijk om gelukkig te worden' is de ondertitel van een boek van Michael Foley. Het favoriete boek van Tom Barman (dEUS) - zo staat het prominent op de kaft - heeft als hoofdtitel 'Absurde overvloed'. De oorspronkelijke Engelse titel legt de klemtoon enigszins anders. 'The Age of Absurdity' legt meer accent op de absurditeit dan op de overvloed.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
Als het er om gaat gelukkig te worden wil ik nog graag een inspanning doen. De hemelse staat van gelukzaligheid heb ik nog niet bereikt, maar dat wil niet zeggen dat ik alle hoop heb verloren. Een boek lezen over de kwestie is in dit licht een kleine moeite. Alle baten helpen.
Ik heb er al enkele gelezen in deze categorie, en ik beken eerlijk dat dit boek boven vele andere uitsteekt. Michael Foley weet waarover hij schrijft, hij doet dat met plezier en zwier - volgens de achterflap is hij ook dichter en romanschrijver, hij kan dus goed met woorden en zinnen overweg - maar gaat naar de kern op een scherpe, verbazend rechtlijnige wijze.
Wat is de betekenis van 'absurd', van 'absurditeit' ? Van Dale gebruikt 'dwaas', 'onnozel' als verklarende woorden, 'strijdig met de rede'. Ik zou er ook het aspect 'zinloosheid' aan toevoegen, met een snuifje grappigheid zoals in 'belachelijk'.
Het is wel gedurfd om het woord 'absurd' te gebruiken voor essentiële levensdomeinen. Nochtans zijn er hoofdstukken in het boek over de absurditeit van geluk, de absurditeit van het werk, de absurditeit van de liefde, de absurditeit van ouder worden.
Is het dan zo erg gesteld met onze levenswijze, met het leven ? Oppervlakkig gezien lijkt het boek van Foley op het boek Prediker in de Bijbel : ijdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid. Wie wat somber is ingesteld zou met zoveel absurditeit, zoveel belachelijke zinloosheid geneigd zijn het bijltje erbij neer te gooien.
Er is zoveel absurditeit omdat we het leven te graag aan de gemakkelijke kant nemen, zegt Foley, en omdat we teveel aandacht geven aan de 'buitenkant', de status. Over de absurditeit van het werk citeert hij Erich Fromm :
'Er is geen enkele andere periode in de geschiedenis waarin vrije mensen hun energie zo volledig in dat ene doel hebben gestopt: werk.'
Het werk is natuurlijk altijd noodzakelijk geweest om een zeker inkomen te verkrijgen. Maar de intrinsieke waarde van 'werken' is zwaar op de achtergrond geraakt ten gunste van de verblindende neveneffecten : status, auto, rijkdom, roem, macht, luxe, zekerheid... Allemaal dingen die uiteindelijk absurd zijn, van de dag op de andere kunnen wegvallen en geen diepe betekenis en zin geven aan het leven.
Ons werken heeft steeds een bepaald doel, een resultaat dat we willen bereiken. Werken heeft een gerichtheid. Maar het essentiële is het werken zelf, de zin van het werk zit in het werk zelf. Werk dat goed gedaan wordt verschaft ons vreugde, verheffing, overstijging, vooral terwijl we met het werk bezig zijn. Een mooi resultaat is aanmoedigend maar niet noodzakelijk. De uitdaging van het werk, waarbij we telkens onze kennis en ervaring kunnen gebruiken, aangevuld met de routine die we verworven hebben, maakt het werk ten diepste zinvol voor ons. Een zinvolheid die niet te vinden is in roem, status en luxe.
We vergissen ons als we denken dat het resultaat van het werk belangrijker is dan het werk zelf. Die rijkdom, status, roem en luxe zijn slechts nevenproducten. Als we ze echter teveel waarde geven ontwaarden we de zin van het werken zelf. We worden dan meer en meer aangetrokken om werk te doen dat zeer weinig zin en betekenis in zichzelf heeft, louter omdat we zo geïnteresseerd zijn in de bijproducten ervan. We foppen onszelf dus twee keer : we doen (te veel) werk dat op zich weinig verheffends heeft, om iets te bereiken dat ook weinig zin geeft.
Het werken is een noodzakelijk kwaad geworden, een bezigheid waar we zoveel mogelijk onderuit willen komen, waar we zo gemakkelijk mogelijk van af willen geraken. We willen zo snel mogelijk naar het resultaat, het bij-effect, om uiteindelijk vast te stellen dat het allemaal een absurd gedoe is.
Het werk op zich is zinvol, belangrijk, en geeft ons de nodige voldoening. Het is het werken zelf dat de vreugde kan verschaffen, niet het resultaat. Werken in de tuin geeft voldoening, ook als de tomaten dit jaar niet veel hebben opgeleverd. Zwoegen op een Excel-sheet geeft voldoening, ook als het resultaat nog niet perfect is. Het is het lesgeven in de klas dat voldoening geeft, de interactie, ook al zullen de studenten niet allemaal geslaagd zijn voor het examen.
Het is een simpele waarheid, te gemakkelijk vergeten. Absurd eigenlijk. Werk dat gebeurt met aandacht, toewijding, inzet, wijsheid en verstand, dat is altijd verrijkend, ongeacht het resultaat. Wie het resultaat loskoppelt van het werk, en hoopt dat er een gemakkelijke binnenweg is om dat resultaat te bereiken, zal maar een beperkt plezier beleven.
Werk beoordelen op het resultaat is dus niet slim, vooral niet je eigen werk. Het resultaat is een welkom neveneffect, het geeft ons ook richting, maar het is niet het echte doel.
Onze overdreven aandacht en focus op het resultaat, op het doel is absurd volgens Foley. Wat telt is de weg die je gaat, en hoe je die gaat. Wie die weg zo snel mogelijk wil gaan, op de meest gemakkelijke manier, zal resultaten bereiken die weinig betekenis hebben. Het doel geeft ons gerichtheid, maar het is de weg die ons gelukkig zal maken.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
zaterdag 1 juni 2013
Meer mensen meer wereld bieden
Ik lees in De Standaard van vandaag het dankwoord van de Nederlandse schrijver A.F.Th. Van der Heijden dat hij vorige donderdag uitsprak bij de uitreiking van de P.C. Hooftprijs.
Zijn dank gaat onder meer uit naar de taal, zijn gereedschap, en hoe taal overal en in alles aanwezig is, dat alles is taal.
Zonder die taal geen plastische verslaggeving van rampen, vreugdevuren, sportprestaties. Zonder vitaal gehouden Nederlandse taal geen troonrede, geen abdicatie, geen televisie, geen glazen huis op de Dam. Zelfs de twee minuten stilte op de vierde mei kunnen het niet zonder woorden stellen. (...)
De economie, het politieapparaat, de hele samenleving... het drijft allemaal op taal. Alles wordt door taal gevoed. Alles is taal. Zelfs bezuinigen gaat niet zonder.
Elders antwoordt hij op een kritiek als zou zijn werk hinderlijk complex zijn. Hij beschouwt het nochtans als een taak om complexiteit te vereenvoudigen in zijn werk. Maar met versimpeling schiet niemand op.
De pioniers van de globalisering laten te vaak en te luid hun trots horen dat ze de wereld 'kleiner' hebben gemaakt. 'Jongen, je vliegt tegenwoordig in een paar uur van Amsterdam naar Melbourne.' Ze missen de boot: het komt er juist op aan de wereld groter te maken. Meer mensen meer wereld te bieden.
Ik hou van dergelijke zinnen. Als reactie op de stelling dat je op enkele uren naar de andere kant van de wereld kan vliegen antwoorden dat je de boot mist. Die boot als symbool voor traag reizen, voor een aloude manier van reizen over water zoals de mens van oudsher over land te voet reist, waarschijnlijk de enige respectvolle manier van reizen.
De boot mist. Van der Heijden had een andere uitdrukking kunnen gebruiken. Maar door de boot smokkelt hij het woord missen in zijn antwoord en laat hiermee aanvoelen dat wie graag zo snel wil vliegen vooral ook iets mist.
Het komt er juist op aan om meer mensen meer wereld te bieden. Dit is een prachtige zingeving aan de globalisering. Het is een opdracht die kan tellen, voor ieder van ons.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
woensdag 29 mei 2013
Teleurstelling
Gisteren sprak ik met iemand over enkele zaken die niet goed lopen. Ze was teleurgesteld, zei ze me. Het was voor ons een gelegenheid om over de redenen voor die teleurstelling door te praten: het gebrek aan eerlijkheid, aan transparantie. Maar we brachten het gesprek ook even op een ander niveau, door te filosoferen over het gevoel teleurstelling, waar dat vandaan komt.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
Ik herinner me nog sterk mijn teleurstelling in de late jaren 80, toen we na 1400 km rijden eindelijk bij ons vakantiehuisje aan de Spaanse kust toekwamen. Het was helemaal niet wat ik er van verwacht het, niet gezellig of mooi gelegen, maar spartaans, oud, in een doodgewone straat. Ik was plots doodop en leeg. Kenmerkend voor de teleurstelling is dat de verwachting niet ingelost wordt.
Teleurstelling is een milde reactie op een niet ingeloste verwachting. Er is al een gedeeltelijke aanvaarding in te vinden. Misschien is dat de verklaring waarom de teleurstelling als emotie vandaag niet zo vaak voorkomt. We moeten tegenwoordig immers op onze strepen staan, onze eisen stellen. Service-levels moeten gerespecteerd worden, afspraken moeten nagekomen worden. Vandaag is het not done om teleurgesteld te zijn, je bereikt er niets mee.
Teleurstelling is voor wie niet in staat is voor zijn rechten op te komen. Woede, opstandigheid, dat zijn in deze tijden meer geschikte gevoelens. Middelmatigheid, ongemak en fouten mag je niet aanvaarden. Teleurstelling is dan een te zwakke reactie. Zo klinkt het vandaag.
Teleurstelling is niet meer in de mode, want aanvaarding is het ook niet meer. We gaan uitsluitend voor het beste, voor het perfecte. Wat daar niet aan beantwoordt willen we niet, gooien we weg. Of we verzetten ons en eisen het recht op om boos te zijn, om te klagen.
Die houding is misschien eigentijds, maar ik denk niet dat ze tot veel goeds leidt. Onze samenleving mag dan al technisch zeer gevorderd zijn, niets is onfeilbaar en zeker de mens zelf niet. Klagen en boos zijn : er wordt wel eens gezegd dat het oplucht, maar ik heb nog geen enkel boek gevonden dat stelt dat klagen een goede manier is om een gelukkig en gezond mens te worden...
Teleurstelling is daarmee voor mij plots een aantrekkelijk alternatief. Woede en boosheid zijn moeilijker te beheersen en leiden vaak tot onaangepast en ongewenst gedrag. Woede kan natuurlijk een sterke motor zijn naar verandering, maar het vereist veel zelfkennis en inzicht. Teleurstelling lijkt me dan meer werkbaar. Er is geen totale weigering om de situatie te aanvaarden, maar toch ook geen passieve aanvaarding. Teleurstelling ligt zowat halfweg woede en passieve aanvaarding. Er is het gevoel dat er iets aan de situatie zou moeten veranderen, maar tegelijk staat de deur van de aanvaarding open.
En uiteindelijk zal de aanvaarding vaak de enige uitweg zijn. Veel klagen leidt tot ontevredenheid en verzuring, en we zijn het er over eens dat onze maatschappij een hoge graad van verzuring heeft bereikt.
Maar als u het mij niet eens zou zijn, weet dan dat ik zelfs niet teleurgesteld zal zijn...
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
zondag 26 mei 2013
Eten voor vijfduizend mensen
Het verhaal van de vijf broden en twee vissen behoort waarschijnlijk tot de meest bekende uit het Nieuwe Testament. Het was een tijdje erg druk geweest voor Jezus en zijn apostelen. "Er kwamen en gingen zoveel mensen dat ze niet eens de gelegenheid hadden om te eten", schrijft Marcus. Ze hadden er nood aan om naar een eenzame plaats te gaan, om alleen te zijn en uit te rusten. Heel herkenbaar. Maar de ontsnappingspoging lukte niet. "De mensen kwamen erachter en volgden Hem", schrijft Lucas. Toen ze met hun boot aankwamen stonden opnieuw mensen hen op te wachten. "Jezus had met hen te doen", schrijven Marcus en Matteüs, en Lucas zegt dat Hij hen vriendelijk ontving. Jezus sprak hun over het koninkrijk van God en maakte gezond wie genezing nodig had.
Elke dag loopt ten einde, die dag dus ook. De apostelen hadden er waarschijnlijk genoeg van en zegden tegen Jezus: "Stuur de mensen weg, dan kunnen ze eten en onderdak gaan zoeken in de buurt, want hier is het een eenzame plek."
Stuur de mensen weg. Het zijn harde woorden. "Jullie moeten hun te eten geven", antwoordt Jezus. "Maar we hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen", antwoorden de leerlingen.
Uit hun woorden klinkt machteloosheid, een machteloosheid die ze niet kunnen aanvaarden. Stuur de mensen weg, is hun oplossing.
Machteloosheid is een zeer vervelend gevoel, we kunnen er maar moeilijk mee omgaan. Veel liever willen we een oplossing vinden, willen we iets kunnen doen, à la limite zelfs het probleem wegschuiven - de mensen wegsturen - dan ons te laten overspoelen door machteloosheid. Geen antwoord weten is iets dat we zoveel mogelijk willen vermijden. Het maakt ons immers klein en zwak, onbeduidend. In alle omstandigheden willen we meester blijven van de situatie.
Machteloosheid wordt vandaag ook niet meer aanvaard door de samenleving. De technische mogelijkheden zijn nu zodanig ter beschikking dat er altijd een oplossing 'moet' zijn, gevonden 'moet' kunnen worden. Alle technologie, alle kennis, alle wetenschappers zijn vandaag bijna ogenblikkelijk oproepbaar. Bij een ernstige ramp zoals in Wetteren onlangs blijkt dat dit ideaal in theorie bestaat, maar dat de praktijk veel weerbarstiger is.
Onze machteloosheid is misschien kleiner geworden dan tweeduizend jaar geleden. Maar ze bestaat nog steeds, en hoe meer we ze willen uitschakelen, des te moeilijker we het hebben om er mee om te gaan. Het gebeurt vaak dat we maar vijf broden en twee vissen hebben.
Als we dit gevoel omschrijven als machteloosheid, dan betekent het letterlijk dat we het gevoel hebben zonder macht te zitten. Anders bekeken willen we dus graag voortdurend over de nodige macht beschikken. We hebben een voortdurende behoefte om macht te hebben, te behouden.
En net hier vinden we een opvallend kenmerk van Jezus. Voor Hem was macht totaal onbelangrijk. Die machteloosheid is trouwens iets waar hij over sprak als hij vertelde over het rijk van God. Daar gaat het niet over macht, daar zijn geen machtelozen of machtigen. Daar zijn mensen bekommerd om mekaar, daar worden geen mensen weggestuurd uit machteloosheid. Ook niet als de avond valt (cfr. de Emmaüsgangers: Blijf bij ons, want de avond valt).
Onze God is een machteloze God. Vele mensen vinden dat een onuitstaanbare gedachte. Zij roepen uit bij groot lijden, bij grote onrechtvaardigheid: "Wat voor een God zijt Gij dat Gij dit toelaat, dat Gij toelaat dat mensen zoveel leed overkomt ?" Het Oude Testament heeft er meer dan duizend jaar over gedaan om te begrijpen dat God geen God van macht is.
Jezus was hiervan doordrongen. In de woestijn was Hij nochtans zwaar in de verleiding van de macht gekomen. Als hij honger had werd hem voorgesteld: maak brood van deze stenen. Onkwetsbaarheid werd hem voorgesteld : spring van deze hoge muur, de engelen zullen u opvangen. En boven op de berg werden hem koninkrijken met veel pracht beloofd. Neen, hij heeft voortdurend gekozen voor de machteloosheid.
Jezus had dus een zeer scherp oog voor alles wat niet echt was, voor alles wat gestuurd werd door macht in plaats van door liefde. Zijn kennis van de bijbel was zo groot als die van de farizeeën, maar hij hanteerde die totaal anders. De bijbel is geen instrument om macht uit te oefenen over mensen, om hen te verplichten voorschriften te volgen. De bijbel is een overtuigende inspiratie om God aanwezig te zien in alle mensen en daar ook zo naar te handelen.
De vijfduizend mensen toen hadden geen behoefte aan een machtsvertoning. Waarschijnlijk hadden ze op dat ogenblik beter dan de apostelen begrepen wat Jezus in zijn onderricht had verteld. We sturen geen mensen weg, laat ons samen zitten om te eten, er zal genoeg zijn voor iedereen.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
Elke dag loopt ten einde, die dag dus ook. De apostelen hadden er waarschijnlijk genoeg van en zegden tegen Jezus: "Stuur de mensen weg, dan kunnen ze eten en onderdak gaan zoeken in de buurt, want hier is het een eenzame plek."
Stuur de mensen weg. Het zijn harde woorden. "Jullie moeten hun te eten geven", antwoordt Jezus. "Maar we hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen", antwoorden de leerlingen.
Uit hun woorden klinkt machteloosheid, een machteloosheid die ze niet kunnen aanvaarden. Stuur de mensen weg, is hun oplossing.
Machteloosheid is een zeer vervelend gevoel, we kunnen er maar moeilijk mee omgaan. Veel liever willen we een oplossing vinden, willen we iets kunnen doen, à la limite zelfs het probleem wegschuiven - de mensen wegsturen - dan ons te laten overspoelen door machteloosheid. Geen antwoord weten is iets dat we zoveel mogelijk willen vermijden. Het maakt ons immers klein en zwak, onbeduidend. In alle omstandigheden willen we meester blijven van de situatie.
Machteloosheid wordt vandaag ook niet meer aanvaard door de samenleving. De technische mogelijkheden zijn nu zodanig ter beschikking dat er altijd een oplossing 'moet' zijn, gevonden 'moet' kunnen worden. Alle technologie, alle kennis, alle wetenschappers zijn vandaag bijna ogenblikkelijk oproepbaar. Bij een ernstige ramp zoals in Wetteren onlangs blijkt dat dit ideaal in theorie bestaat, maar dat de praktijk veel weerbarstiger is.
Onze machteloosheid is misschien kleiner geworden dan tweeduizend jaar geleden. Maar ze bestaat nog steeds, en hoe meer we ze willen uitschakelen, des te moeilijker we het hebben om er mee om te gaan. Het gebeurt vaak dat we maar vijf broden en twee vissen hebben.
Als we dit gevoel omschrijven als machteloosheid, dan betekent het letterlijk dat we het gevoel hebben zonder macht te zitten. Anders bekeken willen we dus graag voortdurend over de nodige macht beschikken. We hebben een voortdurende behoefte om macht te hebben, te behouden.
En net hier vinden we een opvallend kenmerk van Jezus. Voor Hem was macht totaal onbelangrijk. Die machteloosheid is trouwens iets waar hij over sprak als hij vertelde over het rijk van God. Daar gaat het niet over macht, daar zijn geen machtelozen of machtigen. Daar zijn mensen bekommerd om mekaar, daar worden geen mensen weggestuurd uit machteloosheid. Ook niet als de avond valt (cfr. de Emmaüsgangers: Blijf bij ons, want de avond valt).
Onze God is een machteloze God. Vele mensen vinden dat een onuitstaanbare gedachte. Zij roepen uit bij groot lijden, bij grote onrechtvaardigheid: "Wat voor een God zijt Gij dat Gij dit toelaat, dat Gij toelaat dat mensen zoveel leed overkomt ?" Het Oude Testament heeft er meer dan duizend jaar over gedaan om te begrijpen dat God geen God van macht is.
Jezus was hiervan doordrongen. In de woestijn was Hij nochtans zwaar in de verleiding van de macht gekomen. Als hij honger had werd hem voorgesteld: maak brood van deze stenen. Onkwetsbaarheid werd hem voorgesteld : spring van deze hoge muur, de engelen zullen u opvangen. En boven op de berg werden hem koninkrijken met veel pracht beloofd. Neen, hij heeft voortdurend gekozen voor de machteloosheid.
Jezus had dus een zeer scherp oog voor alles wat niet echt was, voor alles wat gestuurd werd door macht in plaats van door liefde. Zijn kennis van de bijbel was zo groot als die van de farizeeën, maar hij hanteerde die totaal anders. De bijbel is geen instrument om macht uit te oefenen over mensen, om hen te verplichten voorschriften te volgen. De bijbel is een overtuigende inspiratie om God aanwezig te zien in alle mensen en daar ook zo naar te handelen.
De vijfduizend mensen toen hadden geen behoefte aan een machtsvertoning. Waarschijnlijk hadden ze op dat ogenblik beter dan de apostelen begrepen wat Jezus in zijn onderricht had verteld. We sturen geen mensen weg, laat ons samen zitten om te eten, er zal genoeg zijn voor iedereen.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
maandag 20 mei 2013
We sparen ons kapot ?
Op de cover van dS Weekblad van zaterdag 18 mei staat deze tekst: 'We sparen ons kapot - Rijke burgers, arm land'. Het artikel maakt een analyse van ons spaargedrag dat volgens een aantal mensen overdreven is.
De Belgen hebben 242 miljard euro op spaarboekjes staan. In Europa zijn alleen de Duitsers nog meer verwoede spaarders. Na de Tweede Wereldoorlog werden we allen aangemoedigd om te sparen. Die tijd is echter voorbij. Ik lees:
Het is vreemd dat ons sparen vandaag betiteld wordt als dom. Ik vind het immers heel verstandig dat we in onzekere tijden wat geld opzij zetten. Sparen is immers niet hetzelfde als beleggen. Als we beleggen dan is het uitdrukkelijk de bedoeling dat ons geld aangroeit. Beleggen is doorgaans voorbehouden voor wie reeds spaargeld opzij heeft staan. Beleggen houdt immers een bepaald risico in zich, dat dan weer gecompenseerd wordt door een mogelijk grotere opbrengst. Wie gewoon spaart zoekt absolute zekerheid, en aanvaardt ook een lage opbrengst. De zekerheid is prioritair boven de opbrengst.
Vandaag waait er een financiële crisis door Europa, maar de jaren na de Tweede Wereldoorlog waren ongetwijfeld veel moeilijker. Toen was sparen in orde, vandaag niet meer.
De vreemde houding ten opzichte van sparen heeft te maken met de drang om de crisis zo lang mogelijk af te wenden, zelfs te ontkennen. Als we allemaal gewoon blijven kopen en consumeren, dan gaat het wel voorbij.
De negatieve houding ten opzichte van sparen is zeker ook het gevolg van onze veranderde visie ten opzichte van geld. Geld mag niet slapen, geld moet gebruikt worden. Dit heeft natuurlijk tot excessen geleid, omdat er nu geld verdiend ging worden met geld. Op teveel cruciale plaatsen in de maatschappij verdwenen de buffers, de spaarpotjes, en werden er diepe putten gemaakt.
Een buffer is nodig omdat de toekomst altijd onzekerheid inhoudt, omdat er altijd een risico is dat een bepaald inkomen kleiner wordt of wegvalt. Het vervolg van de verdwenen buffers kennen we. Maar de handboeken economie zijn nog steeds niet herschreven. Want geld verdienen met geld is een uiterst verslavende activiteit.
De banken vinden het niet leuk dat we ons geld bij hen in bewaring geven in de vorm van spaarboekjes. Ze zeggen dat ze er niet veel mee kunnen verdienen. Ze geven er ons dus maar een kleine vergoeding voor, nog minder dan de inflatie.
Het is vreemd en erg jammer dat de banken dit normale spaargeld zo neerbuigend behandelen. Het is immers de kern, de grondstof waarmee banken werken en die hun bestaansreden is. Vandaag is het in overvloed aanwezig. Maar ze kunnen er geen grote winsten mee maken, en daar nijpt de schoen.
Onze miljarden spaarcenten zijn zeer goed te gebruiken om de economie te ondersteunen in de vorm van leningen aan bedrijven en particulieren. Maar die activiteit is niet uitzonderlijk winstgevend, ze is vermoeiend en een beetje saai...
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
De Belgen hebben 242 miljard euro op spaarboekjes staan. In Europa zijn alleen de Duitsers nog meer verwoede spaarders. Na de Tweede Wereldoorlog werden we allen aangemoedigd om te sparen. Die tijd is echter voorbij. Ik lees:
Nochtans krijgen we nu niet meer te horen dat het slim is om onze centen 'op het boekje' te zetten. Integendeel, het is zelfs dom. Want de economie heeft dorst, maar ze kan niet aan de Grote Appel. Wat gespaard wordt, wordt niet uitgegeven, kan de nijverheid niet smeren. We menen ons te wapenen tegen de crisis, maar we verdiepen er die crisis mee.Bovendien is de rentevoet op de spaarboekjes erg laag. Al dat sparen is dus blijkbaar tweemaal niet goed: niet goed voor de economie, en niet goed voor onszelf.
Het is vreemd dat ons sparen vandaag betiteld wordt als dom. Ik vind het immers heel verstandig dat we in onzekere tijden wat geld opzij zetten. Sparen is immers niet hetzelfde als beleggen. Als we beleggen dan is het uitdrukkelijk de bedoeling dat ons geld aangroeit. Beleggen is doorgaans voorbehouden voor wie reeds spaargeld opzij heeft staan. Beleggen houdt immers een bepaald risico in zich, dat dan weer gecompenseerd wordt door een mogelijk grotere opbrengst. Wie gewoon spaart zoekt absolute zekerheid, en aanvaardt ook een lage opbrengst. De zekerheid is prioritair boven de opbrengst.
Vandaag waait er een financiële crisis door Europa, maar de jaren na de Tweede Wereldoorlog waren ongetwijfeld veel moeilijker. Toen was sparen in orde, vandaag niet meer.
De vreemde houding ten opzichte van sparen heeft te maken met de drang om de crisis zo lang mogelijk af te wenden, zelfs te ontkennen. Als we allemaal gewoon blijven kopen en consumeren, dan gaat het wel voorbij.
De negatieve houding ten opzichte van sparen is zeker ook het gevolg van onze veranderde visie ten opzichte van geld. Geld mag niet slapen, geld moet gebruikt worden. Dit heeft natuurlijk tot excessen geleid, omdat er nu geld verdiend ging worden met geld. Op teveel cruciale plaatsen in de maatschappij verdwenen de buffers, de spaarpotjes, en werden er diepe putten gemaakt.
Een buffer is nodig omdat de toekomst altijd onzekerheid inhoudt, omdat er altijd een risico is dat een bepaald inkomen kleiner wordt of wegvalt. Het vervolg van de verdwenen buffers kennen we. Maar de handboeken economie zijn nog steeds niet herschreven. Want geld verdienen met geld is een uiterst verslavende activiteit.
De banken vinden het niet leuk dat we ons geld bij hen in bewaring geven in de vorm van spaarboekjes. Ze zeggen dat ze er niet veel mee kunnen verdienen. Ze geven er ons dus maar een kleine vergoeding voor, nog minder dan de inflatie.
Het is vreemd en erg jammer dat de banken dit normale spaargeld zo neerbuigend behandelen. Het is immers de kern, de grondstof waarmee banken werken en die hun bestaansreden is. Vandaag is het in overvloed aanwezig. Maar ze kunnen er geen grote winsten mee maken, en daar nijpt de schoen.
Onze miljarden spaarcenten zijn zeer goed te gebruiken om de economie te ondersteunen in de vorm van leningen aan bedrijven en particulieren. Maar die activiteit is niet uitzonderlijk winstgevend, ze is vermoeiend en een beetje saai...
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
zondag 12 mei 2013
Feestdagen
Deze maand mei is naar jaarlijkse gewoonte weer rijkelijk voorzien van feestdagen. In tijden van crisis willen sommige mensen daar een vraagteken bij plaatsen. Begrijpelijk, want feest en crisis passen niet zo goed bij elkaar. Als ondernemingen moeten sluiten en de werkloosheid toeneemt is het niet evident om een vrolijk gezicht op te zetten. Alles heeft zijn tijd, en nu is het misschien niet de tijd om veel te gaan feesten, is hun oordeel.
Het is niet enkel omdat deze tijden zo bedrukt zijn dat we wat zuiniger zouden moeten zijn met onze feesten. Er is ook het nadrukkelijke gevoel dat we in moeilijke tijden zijn verzeild net omdat we teveel gefeest zouden hebben. De crisis zou haar oorzaak vinden in het feit dat we boven onze stand geleefd hebben, dat we het leven graag vrolijk en licht opnemen, dat we vergaten dat er ook nog gewerkt moet worden. Het geld valt immers niet zomaar uit de hemel.
Redenen genoeg dus om op te roepen tot wat meer ernst, wat meer werken en minder feesten. De conclusie ligt voor de hand: hier en daar een feestdag afschaffen. Zeg nu zelf: als we met zijn allen enkele dagen méér zouden werken, dan zouden ons land en onze economie daar zeer wel bij varen.
Ik zie het kerstfeest nog niet zo snel afgevoerd worden, maar in de maand mei zijn er volgens sommigen wel enkele kandidaten te vinden. Het feest van de arbeid bijvoorbeeld, op 1 mei: vreemd dat we dan niet zouden werken. Weg ermee. Van het feest van Hemelvaart weet niemand nog wat het betekent - is dat hetzelfde als Rerum Novarum ? -, en bovendien valt het elk jaar op een donderdag. Weg ermee. De betekenis van Pinksteren ontgaat ons ook volkomen, gelukkig valt dat feest altijd op een zondag. Maar waarom moet er dan zo nodig nog een Pinkstermaandag aangeplakt worden ? Weg ermee.
Hiermee hebben we nog een bijkomend en bikkelhard argument om het mes te zetten in die feestenhandel: het zijn bijna allemaal christelijke feestdagen. De tijd is voorbij dat we een christelijk land waren. De christenen zijn een kleine minderheid geworden, dus waarom zouden we op hun feestdagen moeten stoppen met werken? Er zijn nog andere godsdiensten in het land, en de meerderheid is trouwens helemaal niet meer religieus.
Tja, na zo'n pleidooi tegen de feestdagen is het voor mij niet eenvoudig om een ander geluid te laten horen. Het maakt wel duidelijk dat de mogelijkheid groot is dat ze effectief (gedeeltelijk) naar de prullenmand worden verwezen. Tom Naegels schrijft in De Standaard van gisteren:
Gelukkig zijn er maar weinig politici die hun handen vuil zullen maken aan het afschaffen van feestdagen. Zelfs de Romeinen wisten al dat openbare feesten een perfect middel waren om de bevolking gunstig gestemd te houden.
En daarmee raken we de kern van de zaak. Feesten hoort bij het leven. Zoals werken. Zelfs tijdens de oorlog wordt er gefeest. Feesten kan je niet verbannen naar het weekend om te vermijden dat het werk wordt onderbroken. Want feesten is net het werk onderbreken om te herinneren en te vieren dat er nog andere dingen belangrijk zijn in het leven. Doorheen alle tijden vonden mensen het belangrijk om samen te vieren en te feesten, niet enkel als het werk gedaan was - bijvoorbeeld als de oogst binnengehaald was - maar ook om belangrijke gebeurtenissen in herinnering te brengen.
Feesten heeft veel met geschiedenis te maken - wapenstilstand bijvoorbeeld, om een neutrale feestdag te citeren. Geschiedenis die we in herinnering willen houden omdat er vandaag nog belangrijke inhoud in te vinden is. Net zoals de christelijke feestdagen van Kerstmis, Pasen, Hemelvaart. In dezelfde krant van vandaag vraagt Oscar van den Boogaard zich af wat vandaag de betekenis kan zijn van het feest van Hemelvaart:
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
Het is niet enkel omdat deze tijden zo bedrukt zijn dat we wat zuiniger zouden moeten zijn met onze feesten. Er is ook het nadrukkelijke gevoel dat we in moeilijke tijden zijn verzeild net omdat we teveel gefeest zouden hebben. De crisis zou haar oorzaak vinden in het feit dat we boven onze stand geleefd hebben, dat we het leven graag vrolijk en licht opnemen, dat we vergaten dat er ook nog gewerkt moet worden. Het geld valt immers niet zomaar uit de hemel.
Redenen genoeg dus om op te roepen tot wat meer ernst, wat meer werken en minder feesten. De conclusie ligt voor de hand: hier en daar een feestdag afschaffen. Zeg nu zelf: als we met zijn allen enkele dagen méér zouden werken, dan zouden ons land en onze economie daar zeer wel bij varen.
Ik zie het kerstfeest nog niet zo snel afgevoerd worden, maar in de maand mei zijn er volgens sommigen wel enkele kandidaten te vinden. Het feest van de arbeid bijvoorbeeld, op 1 mei: vreemd dat we dan niet zouden werken. Weg ermee. Van het feest van Hemelvaart weet niemand nog wat het betekent - is dat hetzelfde als Rerum Novarum ? -, en bovendien valt het elk jaar op een donderdag. Weg ermee. De betekenis van Pinksteren ontgaat ons ook volkomen, gelukkig valt dat feest altijd op een zondag. Maar waarom moet er dan zo nodig nog een Pinkstermaandag aangeplakt worden ? Weg ermee.
Hiermee hebben we nog een bijkomend en bikkelhard argument om het mes te zetten in die feestenhandel: het zijn bijna allemaal christelijke feestdagen. De tijd is voorbij dat we een christelijk land waren. De christenen zijn een kleine minderheid geworden, dus waarom zouden we op hun feestdagen moeten stoppen met werken? Er zijn nog andere godsdiensten in het land, en de meerderheid is trouwens helemaal niet meer religieus.
Tja, na zo'n pleidooi tegen de feestdagen is het voor mij niet eenvoudig om een ander geluid te laten horen. Het maakt wel duidelijk dat de mogelijkheid groot is dat ze effectief (gedeeltelijk) naar de prullenmand worden verwezen. Tom Naegels schrijft in De Standaard van gisteren:
Er zijn er te veel. We hebben ze niet nodig. En we zouden de productiviteit van onze economie pijnloos kunnen opdrijven, door ze allemaal af te schaffen.Tom Naegels is niet onze Eerste Minister. Maar CD&V heeft enige tijd geleden zelf nog voorgesteld om het feest van Pinkstermaandag af te schaffen. Eveneens als middel om de crisis te lijf te gaan.
Gelukkig zijn er maar weinig politici die hun handen vuil zullen maken aan het afschaffen van feestdagen. Zelfs de Romeinen wisten al dat openbare feesten een perfect middel waren om de bevolking gunstig gestemd te houden.
En daarmee raken we de kern van de zaak. Feesten hoort bij het leven. Zoals werken. Zelfs tijdens de oorlog wordt er gefeest. Feesten kan je niet verbannen naar het weekend om te vermijden dat het werk wordt onderbroken. Want feesten is net het werk onderbreken om te herinneren en te vieren dat er nog andere dingen belangrijk zijn in het leven. Doorheen alle tijden vonden mensen het belangrijk om samen te vieren en te feesten, niet enkel als het werk gedaan was - bijvoorbeeld als de oogst binnengehaald was - maar ook om belangrijke gebeurtenissen in herinnering te brengen.
Feesten heeft veel met geschiedenis te maken - wapenstilstand bijvoorbeeld, om een neutrale feestdag te citeren. Geschiedenis die we in herinnering willen houden omdat er vandaag nog belangrijke inhoud in te vinden is. Net zoals de christelijke feestdagen van Kerstmis, Pasen, Hemelvaart. In dezelfde krant van vandaag vraagt Oscar van den Boogaard zich af wat vandaag de betekenis kan zijn van het feest van Hemelvaart:
Ik kon niet bedenken wat de zin van Hemelvaartsdag was. 's Avonds raadpleegde ik thuis een boek van de benedictijnse monnik Anselm Grün. Het was volgens hem het feest van onze bestemming. Christus is bij de Vader aangekomen. Het zou een bevrijdende boodschap moeten zijn. Want voor wie kan leven vanuit de hemel als zijn vaderland, worden veel van de dingen gerelativeerd. Als je in je hart al op je bestemming bent, dan is de weg niet meer zo inspannend.Feesten afschaffen is geen goed idee. Feesten geven zin en betekenis aan het leven. Ze vervangen door betekenisloze bank holidays is mogelijk nog erger. Alsof de banken een feest waardig zouden zijn. Het zou alleen maar scherp stellen dat we ons leven helemaal ten dienste willen stellen van de economie en het geld. In De Kloostergang schrijft Kathleen Norris over de vele feesten die in de abdijen gevierd worden:
...stilstaan bij het mysterie van het feit dat wij tussen twee werelden leven, een die bestaat uit ruimte en tijd en een die bestaat uit belofte en verwachten.Als je van Leuven naar Mechelen rijdt met de auto, dan zie je al van ver de toren staan van de Sint-Romboutskathedraal. Ik bedacht gisteren dat deze toren, net zoals een feestdag, economisch waarschijnlijk geen enkele waarde, geen echt nut heeft, en dat het economisch gesproken waarschijnlijk beter is om hem gewoon af te breken. Gelukkig zijn we het er toch allemaal over eens dat deze toren een feest voor onze ogen is, een feest voor de stad. Een feest dat zeker mag blijven. Hier en daar is doorgedrongen dat het pure economisch denken zijn grenzen heeft.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
zaterdag 2 februari 2013
De slechte mens
Als de burgemeester van een grote stad in Vlaanderen zegt: 'De mens is niet goed van nature' (in De Standaard van vandaag), dan maak ik me zorgen. Er zijn heel wat argumenten aan te voeren om deze uitspraak te ondersteunen. De geschiedenisboeken staan immers vol van oorlogen en moorden.
Maar die argumenten zijn niet voldoende. Want in die zelfde boeken staan nooit de verhalen van de gewone mensen die op een redelijk vreedzame manier samenleven en enige bekommernis hebben voor mekaar. De geschiedenisboeken worden volgeschreven met waargebeurde verhalen van heersers, keizers, pausen en andere machthebbers, en daar was doorgaans 'een hoek af'. Hun favoriete bezigheid was om de loop van de geschiedenis te veranderen in hun voordeel, en als het nodig was dan kon dat wat mensenlevens kosten.
Dezelfde burgemeester noemt ook het christendom, dat in 2000 jaar eveneens tot de wijsheid zou gekomen zijn dat de mens niet goed is van nature. Dat is van zijn kant een bevreemdende samenvatting van het christendom. Ik heb nergens gelezen over Jezus die dat zou beweerd hebben, integendeel. Hij kon zich ergeren in schijn-heiligen, en het stoorde Hem geweldig dat die in de samenleving van toen zoveel te zeggen hadden. Maar overigens was het zijn levenswerk om mensen die verlamd, verdrukt, blind of gevangen waren terug uitzicht en bevrijding te geven.
Wat vindt iemand van zichzelf als hij beweert dat de mens van nature niet goed is? Sommigen zullen denken dat het op henzelf niet van toepassing is, maar ik denk dat de meesten ook zichzelf niet goed vinden. Zo'n mensen liggen waarschijnlijk voortdurend met zichzelf overhoop, moeten permanent hun slechte zelf in de gaten houden, controleren, onderdrukken, streng aanpakken en bestraffen als dat nodig is.
Ten opzichte van hun medemensen zullen ze een gelijkaardige houding hebben: wantrouwend in de gaten houden, controlerend. Dat is niet het soort mensen dat ik graag als buur zou hebben. Als deze mensen bovendien in een machtspositie komen, dan willen / nemen / krijgen ze het recht om op grote schaal te gaan controleren, wantrouwen, onderdrukken, streng aan te pakken en te bestraffen als dat nodig is.
Ik vind dat geen prettig vooruitzicht. Ik hoop dat we met velen zijn om hetzelfde te vinden.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
Maar die argumenten zijn niet voldoende. Want in die zelfde boeken staan nooit de verhalen van de gewone mensen die op een redelijk vreedzame manier samenleven en enige bekommernis hebben voor mekaar. De geschiedenisboeken worden volgeschreven met waargebeurde verhalen van heersers, keizers, pausen en andere machthebbers, en daar was doorgaans 'een hoek af'. Hun favoriete bezigheid was om de loop van de geschiedenis te veranderen in hun voordeel, en als het nodig was dan kon dat wat mensenlevens kosten.
Dezelfde burgemeester noemt ook het christendom, dat in 2000 jaar eveneens tot de wijsheid zou gekomen zijn dat de mens niet goed is van nature. Dat is van zijn kant een bevreemdende samenvatting van het christendom. Ik heb nergens gelezen over Jezus die dat zou beweerd hebben, integendeel. Hij kon zich ergeren in schijn-heiligen, en het stoorde Hem geweldig dat die in de samenleving van toen zoveel te zeggen hadden. Maar overigens was het zijn levenswerk om mensen die verlamd, verdrukt, blind of gevangen waren terug uitzicht en bevrijding te geven.
Wat vindt iemand van zichzelf als hij beweert dat de mens van nature niet goed is? Sommigen zullen denken dat het op henzelf niet van toepassing is, maar ik denk dat de meesten ook zichzelf niet goed vinden. Zo'n mensen liggen waarschijnlijk voortdurend met zichzelf overhoop, moeten permanent hun slechte zelf in de gaten houden, controleren, onderdrukken, streng aanpakken en bestraffen als dat nodig is.
Ten opzichte van hun medemensen zullen ze een gelijkaardige houding hebben: wantrouwend in de gaten houden, controlerend. Dat is niet het soort mensen dat ik graag als buur zou hebben. Als deze mensen bovendien in een machtspositie komen, dan willen / nemen / krijgen ze het recht om op grote schaal te gaan controleren, wantrouwen, onderdrukken, streng aan te pakken en te bestraffen als dat nodig is.
Ik vind dat geen prettig vooruitzicht. Ik hoop dat we met velen zijn om hetzelfde te vinden.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
zondag 20 januari 2013
De wijn is op
Sneeuw is er vandaag genoeg, maar op de bruiloft in Kana was de wijn opgeraakt.
Het verhaal is bekend, althans het wonder dat we oppervlakkig kennen en niet weten te verklaren. Hoe kan water in wijn veranderen?
Toch gebeurt het meer dan we denken, dat de wijn op is.
Zonder wijn zitten. De vreugde in het leven die opgedroogd is. De energie die weg is. Alleen water is er nog. De wijn doet ons lachen en dansen, geeft sterkte en vriendschap. De wijn laat de zon schijnen, alles groeit en bloeit. Maar als er enkel nog water rest dan zien we de zon niet meer, is alles somber en uitgeblust, nat en grijs.
Het kan gebeuren dat onze wijn is opgeraakt, dat we leeg zijn, dat we het niet meer zien zitten. Dat onze dagen van blijdschap en plezier een valse herinnering schijnen te zijn. Dat feesten onmogelijk lijkt. Onze dagelijkse gang is loodzwaar geworden en onze rug staat wat krom. Zelfs onze naasten zijn ons eerder een last dan een steun. Niets smaakt ons nog. 's Nachts wil de slaap niet komen, overdag willen we slapen.
Er bestaan wetenschappelijke namen voor: depressie, burn-out. Maar uiteindelijk betekent het: de wijn is op.
Het leven is geen leven meer. Vanaf hier is het best om te zwijgen, elk spreken maakt het maar erger.
En toch. Als we verder spoelen naar het einde van het verhaal, dan lezen we dat er opnieuw wijn is. Straffer zelfs: u hebt de beste wijn bewaard tot het laatst. De wijn is beter!
Tussen die troosteloze diepte en de betere wijn is er een wonder gebeurd. Na het smakeloze water is er uiteindelijk weer heerlijk smakende wijn.
Het is een wonder dat nauwelijks te verklaren is. Maar misschien geeft de tekst van Johannes enkele aanwijzingen.
Maria heeft het probleem opgemerkt, zij heeft gezegd: De wijn is op. Hoe belangrijk is het dat iemand het probleem opmerkt, het onder woorden brengt, er mee naar buiten komt, niet de andere kant opkijkt... Wanneer zijn we zelf in staat om te kunnen zeggen: de wijn is op, ik kan niet meer... Wat betekent het voor ons om het te kunnen uitspreken?
Maria krijgt een onthutsend antwoord van haar zoon: Wat heb ik daarmee te maken? Krijgen we soms een afwijzend antwoord op onze vraag om hulp, zelfs van wie we het helemaal niet zouden verwachten, zelfs van de enige op wie we nog hoop hadden gesteld? Is het wel een afwijzing? Of hebben we het enkel maar zo begrepen...
Wat hij u ook beveelt, doe het maar, zegt Maria tegen de dienaren. Vertrouwen is niet gemakkelijk, zeker als je niet begrijpt waarom of waartoe. Wanneer zijn we klaar om te aanvaarden: doe het maar... Wanneer zijn we bereid om hulp te aanvaarden? Wanneer hebben we (terug) vertrouwen in een ander?
Doe de bakken vol water. Veel water, zes bakken vol, tot aan de rand. Water, smakeloos, troosteloos. De grijsheid, de tristesse, de tranen, de neerslachtigheid. Moeten eerst zes immense kruiken daarmee gevuld worden? Tot aan de rand? Hoe lang duurt dat? Heb ik dat geduld?
Schep er nu wat uit om de tafelmeester te laten proeven. Wat voor zin heeft het, proeven van zes volle vaten tristesse en tranen. Hoeveel moed vraagt het, om net van die kruiken te gaan proeven?
U hebt de beste wijn bewaard tot het laatst. Is dit een wonder?
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
Het verhaal is bekend, althans het wonder dat we oppervlakkig kennen en niet weten te verklaren. Hoe kan water in wijn veranderen?
Toch gebeurt het meer dan we denken, dat de wijn op is.
Zonder wijn zitten. De vreugde in het leven die opgedroogd is. De energie die weg is. Alleen water is er nog. De wijn doet ons lachen en dansen, geeft sterkte en vriendschap. De wijn laat de zon schijnen, alles groeit en bloeit. Maar als er enkel nog water rest dan zien we de zon niet meer, is alles somber en uitgeblust, nat en grijs.
Het kan gebeuren dat onze wijn is opgeraakt, dat we leeg zijn, dat we het niet meer zien zitten. Dat onze dagen van blijdschap en plezier een valse herinnering schijnen te zijn. Dat feesten onmogelijk lijkt. Onze dagelijkse gang is loodzwaar geworden en onze rug staat wat krom. Zelfs onze naasten zijn ons eerder een last dan een steun. Niets smaakt ons nog. 's Nachts wil de slaap niet komen, overdag willen we slapen.
Er bestaan wetenschappelijke namen voor: depressie, burn-out. Maar uiteindelijk betekent het: de wijn is op.
Het leven is geen leven meer. Vanaf hier is het best om te zwijgen, elk spreken maakt het maar erger.
En toch. Als we verder spoelen naar het einde van het verhaal, dan lezen we dat er opnieuw wijn is. Straffer zelfs: u hebt de beste wijn bewaard tot het laatst. De wijn is beter!
Tussen die troosteloze diepte en de betere wijn is er een wonder gebeurd. Na het smakeloze water is er uiteindelijk weer heerlijk smakende wijn.
Het is een wonder dat nauwelijks te verklaren is. Maar misschien geeft de tekst van Johannes enkele aanwijzingen.
Maria heeft het probleem opgemerkt, zij heeft gezegd: De wijn is op. Hoe belangrijk is het dat iemand het probleem opmerkt, het onder woorden brengt, er mee naar buiten komt, niet de andere kant opkijkt... Wanneer zijn we zelf in staat om te kunnen zeggen: de wijn is op, ik kan niet meer... Wat betekent het voor ons om het te kunnen uitspreken?
Maria krijgt een onthutsend antwoord van haar zoon: Wat heb ik daarmee te maken? Krijgen we soms een afwijzend antwoord op onze vraag om hulp, zelfs van wie we het helemaal niet zouden verwachten, zelfs van de enige op wie we nog hoop hadden gesteld? Is het wel een afwijzing? Of hebben we het enkel maar zo begrepen...
Wat hij u ook beveelt, doe het maar, zegt Maria tegen de dienaren. Vertrouwen is niet gemakkelijk, zeker als je niet begrijpt waarom of waartoe. Wanneer zijn we klaar om te aanvaarden: doe het maar... Wanneer zijn we bereid om hulp te aanvaarden? Wanneer hebben we (terug) vertrouwen in een ander?
Doe de bakken vol water. Veel water, zes bakken vol, tot aan de rand. Water, smakeloos, troosteloos. De grijsheid, de tristesse, de tranen, de neerslachtigheid. Moeten eerst zes immense kruiken daarmee gevuld worden? Tot aan de rand? Hoe lang duurt dat? Heb ik dat geduld?
Schep er nu wat uit om de tafelmeester te laten proeven. Wat voor zin heeft het, proeven van zes volle vaten tristesse en tranen. Hoeveel moed vraagt het, om net van die kruiken te gaan proeven?
U hebt de beste wijn bewaard tot het laatst. Is dit een wonder?
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
zondag 13 januari 2013
Armoede - Gehoorzaamheid - Stabiliteit
Er zijn momenten wanneer we niet meer weten welke richting we uit moeten omdat er zoveel tegenstrijdige keuzes mogelijk zijn. Alles kan, alles mag. Is er dan tussen heel het aanbod misschien toch een richting die meer zin heeft, meer toekomst inhoudt ?
Annemie Struyf heeft er ook over nagedacht. In dS Weekblad van zaterdag 12 januari zegt ze:
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
Annemie Struyf heeft er ook over nagedacht. In dS Weekblad van zaterdag 12 januari zegt ze:
Als je mij vraagt naar wie ik afgelopen jaar het meest heb opgekeken, dan zijn dat de trappistinen in Brecht, hoewel hun leven haaks staat op het mijne en ze een traditie in ere houden die ik overboord heb gegooid. Maar ze staan voor waarden die in onze maatschappij nog zelden van tel zijn en die zij als een vlammetje proberen te koesteren. Hun gelofte van armoede in een wereld die zo op welstand is gericht. Hun gelofte van gehoorzaamheid in een maatschappij waarin wij zo gestimuleerd worden assertief te zijn, ons eigen ding te doen. Hun gelofte van stabiliteit in een samenleving waarin wij naast elke keuze een vluchtweg willen. Daar leer ik veel van.Het zijn geen evidente waarden : armoede - gehoorzaamheid - stabiliteit. Ik ben van mening dat ze ook buiten het klooster op een leefbare manier een richtsnoer kunnen zijn.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
zaterdag 12 januari 2013
Ergernis
Luisa, een temperamentvolle collega uit een prachtig land in Centraal-Amerika, werkte mij gisteren op mijn heupen. De papieren die we voor haar hadden aangevraagd bij een Belgische overheidsdienst waren nog steeds niet toekomen. Ik moest daar hoogdringend iets aan doen, ik moest die onderpresterende ambtenaren snel aanporren, hun traagheid was onaanvaardbaar.
Zo waren we met twee die zich in staat van ergernis bevonden. Luisa om de ontbrekende documenten, en ikzelf omdat ik niet graag onder druk gezet wordt om dringend mijn werk te onderbreken voor iemand anders en het ook niet leuk vind dat een buitenlander ons overheidspersoneel bekritiseert.
Ik was het voorval nog niet helemaal vergeten toen ik op de bus naar huis verder las in 'Nachttrein naar Lissabon' van Pascal Mercier. Op pagina 360 leest het hoofdpersonage in dat boek iets over 'ergernis'.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
Zo waren we met twee die zich in staat van ergernis bevonden. Luisa om de ontbrekende documenten, en ikzelf omdat ik niet graag onder druk gezet wordt om dringend mijn werk te onderbreken voor iemand anders en het ook niet leuk vind dat een buitenlander ons overheidspersoneel bekritiseert.
Ik was het voorval nog niet helemaal vergeten toen ik op de bus naar huis verder las in 'Nachttrein naar Lissabon' van Pascal Mercier. Op pagina 360 leest het hoofdpersonage in dat boek iets over 'ergernis'.
Als de anderen ons aanleiding geven ons aan hen te ergeren - aan hun driestheid, hun onrechtvaardigheid, hun egoïsme - dan oefenen ze macht over ons uit, ze zitten ons dwars en knagen aan onze ziel, want ergernis is als een gloeiend gif dat alle zachte, nobele en evenwichtige gevoelens vernietigt en ons van onze slaap berooft. Slapeloos doen we het licht aan en ergeren ons over de ergernis die zich in ons heeft genesteld als parasiterend ongedierte dat ons uitzuigt en krachteloos maakt.Die slapeloosheid is bij mij vannacht gelukkig uitgebleven. Luisa heeft mij niet wakker gehouden. Mogelijk heeft Luisa zelf geslapen als een roos. Het leert me wel iets. Er is veel kans dat iemand anders in dezelfde situatie zich totaal niet geërgerd zou hebben. Luisa is dus niet de echte oorzaak van mijn ergernis. Voorts leert het mij welke zaken ik erg belangrijk vind en waarover ik een diepgewortelde overtuiging heb die ik graag gerespecteerd wil hebben. Een mens ergert zich niet aan onbelangrijke zaken. Nu kan ik gaan leren om mijn eigen waarheid iets minder te beschouwen als heilig en universeel geldig. Het is louter mijn mening, naast veel andere die er ook mogen zijn. Hopelijk zal mijn ergernis volgende keer kleiner zijn.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :
Abonneren op:
Posts (Atom)