donderdag 27 augustus 2009

Waar heb je deze biefstuk gekocht ?

In De Standaard Letteren van vrijdag 21 augustus las ik een interview met Rudy Kousbroek naar aanleiding van diens briefwisseling met W.F. Hermans, onlangs gepubliceerd.
Kousbroek herinnert zich de achterdocht (paranoia noemt hij het) van Hermans:
'Als je de minste aanmerking had of zelfs maar vroeg wat iets betekende of waarom het was zoals het was, dan kreeg je de reactie van iemand met vervolgingswaan. Het is als de man die aan zijn vrouw vraagt: 'Waar heb je deze biefstuk gekocht?' en de vrouw die dan antwoordt (hij zet zijn kopstem op): 'Hoezo? Is-ie niet goed dan?' Dat paranoïde van Hermans maakt zijn romans ook zo beklemmend.'
Zo zie je maar hoe moeilijk communicatie wel kan zijn. Het is een dooddoener om te zeggen dat een slechte communicatie aan de basis ligt van zoveel problemen en misverstanden. Want zoals het voorbeeldje hierboven kan iedereen er wel enkele aanbrengen uit eigen ervaring.

Bij communicatie is er altijd een deel 'niet-uitgesproken' informatie. Bij de spreker, en bij de toehoorder. Voor de spreker is het niet steeds nodig of wenselijk om een omslachtige context mee te geven over het waarom iets gezegd wordt. Dat kan dus weggelaten worden. De toehoorder begrijpt het wel. Hij kent de spreker.

Natuurlijk kan het dan mislopen. Welke achtergrondinformatie zou er kunnen schuilen achter de vraag 'Waar heb je deze biefstuk gekocht'? Wat wil de vraagsteller eigenlijk weten? Waarom wordt de vraag gesteld? Is het een vraag of eerder een mededeling die versluierd zit in de vraag?

Keuze genoeg dus voor de luisteraar, hij kan kiezen tussen neutrale informatie (welke slager?), positieve informatie (de biefstuk is heerlijk!), en negatieve informatie (de biefstuk is niet zo lekker).

Vele mensen zijn vaak bang en onzeker, en ze zullen dus gemakkelijk het lijstje van negatieve mogelijkheden gebruiken. En dat kan vèr gaan:
Hij vind de biefstuk waarschijnlijk niet lekker, anders zou hij die vraag niet gesteld hebben.
Ik had de biefstuk bij de slager in de stad moeten kopen. Stom van mij.
Ik zal bij het bakken weer iets verkeerd gedaan hebben. Ik kan niet goed koken.
Ik ben stom. Ik ben een slechte kok. Ik ben een slechte echtgenote. Ik ben een nul.
Oegh...
Het kan anders:
Oh, hij vindt de biefstuk blijkbaar erg lekker.
Goed van mij dat ik bij die nieuwe slager in de buurt heb gekocht.
Een biefstuk bakken is niet mijn specialiteit, maar het is toch prettig als het weer eens goed lukt.
Morgen ga ik opnieuw daar het vlees kopen.

Een dergelijke positieve ingesteldheid is in ieder geval beter dan een negatieve.
Maar misschien zouden we best niet te veel en niet te ver gaan veronderstellen. En zou het antwoord kunnen zijn:

'Bij die nieuwe slager hier in de buurt. Wat vind je ervan ?'

Straks zijn we uitgenodigd voor een barbecue bij vrienden. Ik ben benieuwd waar zij het vlees gekocht hebben...


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

Geen opmerkingen: