zondag 31 mei 2009

Een gelukkig leven

Wat moet een mens doen en laten om een goed en gelukkig leven te leiden ? Wetenschappers van Harvard onderzoeken de kwestie al zeventig jaar lang in de allerlangste opvolgingsstudie aller tijden.
Karel Verhoeven schreef er in De Standaard van zaterdag 30 mei een lang artikel over. Enkele paragrafen heb ik aangestreept.
De gelukkigen ondervinden niet noodzakelijk minder tegenslag, ze kunnen gewoon beter met die tegenslag om. Ze hebben een mature manier om pijn, conflict of onzekerheid te verwerken. Niet hoeveel trauma een mens oploopt is van belang, maar hoe een mens dat trauma verwerkt. De gelukkigen kunnen de ongelukkigen een les geven in verduren.
Zijn verder factoren met een groot gewicht in de geluksbalans: niet roken (met stip op één als het op fysieke gezondheid aankomt), opleiding, een stabiel huwelijk, een beetje bewegen, en een gezond gewicht houden.
(...)
Ook depressie weegt zwaar op de fysieke gezondheid. Van de mannen die op hun vijftigste met depressie kampten, was nog voor hun 65ste zeventig procent dood of chronisch ziek. Pessimisten lijden ook fysiek meer dan optimisten.
(...)
En toch gaan de effecten van een gelukkige kindertijd niet zelden generaties mee: liefdevolle ouders maken gelukkige kinderen en kleinkinderen die liefde kennen. Gelukkige families zijn als bankrekeningen waar de intrest nooit wordt afgehaald: ze worden slapend rijk.
(...)
Eén van de gelukkigste mannen uit de studie, een rechter, gaf in zijn laatste interview zijn formule voor het gelukkig ouder worden: 'Deel met Socrates de zoektocht naar wijsheid, en onthou intussen dat nooit een antwoord gevonden zal worden. Oefen je hersencellen (Hercule Poirot), werk en heb lief (Freud). Toon respect voor de planeet. En blijf niet hangen bij het verleden, tenzij bij herinneringen waarin de zon scheen. '
(...)
Eigenlijk blijkt geld weinig relevant. Als puntje bij paaltje komt, maken op de lange termijn vooral menselijke relaties het leven gelukkiger, geholpen door een gezonde dosis zelfrelativering, veel energie en de nodige zelfbeschikking.
Voilà, nu weet ik ook weer wat er de volgende dertig jaar nog te doen valt. En te verwachten ?




Misschien vind je de volgende teksten ook interessant:

dinsdag 12 mei 2009

De ogen van een kind

Vorige zondag vierden we feest in onze parochie, het jaarlijkse feest van de Eerste Communie. Elf kinderen, leeftijd tweede leerjaar. Tijdens de repetities waren ze wat moeilijk te temmen, maar in de viering waren ze zeer geïnteresseerd en bekeken ze alles met grote ogen. Onbevangen.

Een dag later las ik in een boek van Huub Oosterhuis, 'Hoe ver is de nacht', deze smeekbede.
Kom tegemoet de ontluisterde,
de door het leven geleerde,
die niet kan geloven,
in meer dan hij ziet;
de stekelige eenzame,
de schampere,
de spotzieke, morrende,
de verdorde van hart.

Zalf zijn wonden,
zijn zere huid,
wek zijn zachtheid opnieuw.

Geef hem terug
de ogen van een kind.
De laatste zin hield mij vast: geef hem terug de ogen van een kind.

Hoevelen kennen we niet in onze omgeving, mensen die - hoewel ze interessant en aangenaam kunnen zijn - te vaak hun schampere opmerkingen rondstrooien. 'Geleerd door het leven', cynisch geworden. Spotziek, verdord van hart.

En voor hen stelt Oosterhuis voor : geef hen terug de ogen van een kind. Wat is er dan zo merkwaardig aan een kind ? Waarom zou een mens de ogen van een kind moeten hebben ?

Matteüs schreef ook al, tweeduizend jaar geleden :
In die tijd kwamen de leerlingen bij Jezus en zeiden: ‘Wie is eigenlijk de grootste in het koninkrijk der hemelen?’ Hij riep een kind, zette het in hun midden en zei: ‘Ik verzeker jullie, als je niet verandert en wordt als kinderen, kom je het koninkrijk der hemelen niet eens binnen. Wie zich dus klein maakt als dit kind, die is de grootste in het koninkrijk der hemelen.
Begin daar maar eens aan: worden als een kind ! Blijkbaar is het wel belangrijk, althans als je enige interesse hebt om in de hemel te geraken...

Een stuk afzagen van onze benen zal niet helpen... Oosterhuis stelt voor: kijk met de ogen van een kind. 

Dat lijkt me een zeer nuttige wenk: met onze kennis van volwassene de wereld terug bekijken met een onbevangen, onbevooroordeelde en geïnteresseerde blik. Geen zwarte bril om door te kijken - ook geen roze bril - : gewoon die bril wegdoen.




Eerder geschreven teksten die je misschien ook interesseren :

maandag 11 mei 2009

Hemelvaart

Over een tiental dagen is het Hemelvaartsdag, een feestdag. Het is volgens het rooster mijn beurt om voor te gaan in de kerk. Geen probleem, maar hoe kan ik iets zinnigs vertellen over Ons Heer Hemelvaart ? Dat zag ik zo direkt niet zitten. Een hemelvaart, dat heb ik nog niet meegemaakt. Op het eerste gezicht leek het me niet zo'n geschikt onderwerp voor een 'junior'. Wat hierover verteld wordt moet 'juist' zijn...

Tussen haakjes, jaarlijks vieren we nog een tweede hemelvaart, namelijk op 15 augustus, van Onze Lieve Vrouw. Een hemelvaart is dus wel iets belangrijks om te vieren, we geven er twee officiële feestdagen aan.

Het is niet zo dat in elke tekst van het Nieuwe Testament over hemelvaart Jezus ten hemel opvaart. Soms verdwijnt hij ook (gewoon) uit het zicht van de apostelen. Maar het feit blijft : Jezus gaat naar de hemel en mag naast God plaats nemen.

Vandaag kunnen we ons terecht de vraag stellen waar die hemel dan wel mag zijn. Maar in het Nieuwe Testament (en de eeuwen ervoor én erna ook) is de hemel voor iedereen heel duidelijk gesitueerd. De zon, de maan en de sterren staan aan de hemel, de vogels zijn van de hemel, Jezus keek op naar de hemel. Simpel: de hemel, die is boven ons. Als Jezus naar de hemel gaat, dan stijgt hij op.

Het probleem is dat wij nu al een aantal eeuwen weten dat er in het uitspansel boven ons wel wolken en vogels te vinden zijn, en de zon en de sterren. Maar God en engelen zijn er nog niet gevonden. 

De joden en ook Jezus waren van deze wetenschappelijke informatie niet op de hoogte. Als ze dichter bij God wilden komen, dan was boven op een berg een mogelijkheid. Mozes had daar zijn gesprekken met God. Zijn bergbeklimmen was niet voor de prestatie, zijn verblijf op de berg was ook niet kortstondig - even een vlag planten en een foto nemen. Het was een verblijf, met een doel. De berg was al een beetje dichterbij de hemel.

Maar zo maak ik het een beetje belachelijk en dat is het niet. Want als je God wil ontmoeten, met Hem in gesprek komen, dan kan je dat niet in de drukte van de menigte. Geen betere plek dan boven die menigte uit te stijgen, de berg op, de eenzaamheid van de top. Die afstand is nodig, van twee kanten: een beetje weg van de drukte, en een beetje dichter bij God.

De hemel was voor de joden en voor Jezus dus duidelijk iets dat echt bestond, aanwijsbaar. Zij konden er zich waarschijnlijk ook geen voorstelling van maken, maar het was duidelijk: de hemel bestaat. Hij is anders dan de aarde, het is het rijk van God.

Als Jezus sprak over het Rijk van God, dan liet hij ook soms doorschemeren dat dat Rijk onder de mensen kan komen. De hemel kan op aarde komen, zei hij.

Voor de apostelen moet het met de kruisdood van Jezus niet gemakkelijk geweest zijn. Dood gaan is erg, maar op het kruis sterven stond gelijk aan totale afkeuring op religieus vlak, een totale afkeuring door God. Na Pasen moesten de apostelen noodgedwongen een tijd doormaken van twijfel. Gelukkig kwam Jezus nog regelmatig bij hen - in een nieuwe, verrezen vorm. Zo kon alles stilaan duidelijk worden, zo begrepen de apostelen dat Jezus eigenlijk niet dood en begraven was, integendeel ! En vervolgens begrepen ze dat Jezus' leven zo uitzonderlijk was, zo hemelbrengend was voor zovele mensen, dat het niet mogelijk was dat God Jezus' leven zou afgekeurd hebben. Integendeel. Jezus mocht - moest - zelfs plaats nemen naast God.

Het antwoord op de vraag waar de hemel is, is dus niet belangrijk. Het is zoals de gevoelens van een mens, of zijn gedachten: die zijn héél concreet, kunnen heel sterk zijn, maar geen chirurg heeft ze ooit kunnen terugvinden in een mens. Wat die hemel juist betekent kunnen we alleen aanvoelen. Maar voor al wie Jezus gekend had was het duidelijk: zo iemand is thuis in de hemel, heeft daar een ereplaats.

De afbeelding bovenaan vond ik hier. Mijn dank daarvoor.

vrijdag 8 mei 2009

De herder en zijn schapen

De herder ruikt naar zijn schapen, hun vuil zit in zijn kleren.

Het is al heel lang geleden dat ik nog een herder heb gezien, een echte, met schapen en een hond. De herders zijn niet alleen uit het straatbeeld verdwenen, zoals de uitdrukking zegt. Ze zijn zelfs 'op den buiten' niet meer te vinden. Ik weet niet waar ze zich nu verstoppen, waarschijnlijk in reservaten.

Er is natuurlijk niet veel plaats meer voor rondtrekkende schapen, er zijn teveel straten, gebouwen en afsluitingen. Niemand treurt daar blijkbaar om. Onze kinderen hebben immers ook behoefte aan open ruimte en veld. Als we voor hen die weiden niet kunnen vrijmaken, waarom zouden we dat dan voor schapen doen.

Dat we geen schapen meer te zien krijgen heeft een voordeel: we hoeven ook geen herders meer te zien. Schapen zijn goed voor de wol en het vlees, maar wat er is goed aan een herder ? Die vraag willen we misschien niet meer stellen.

Een herder ruikt naar zijn schapen, hun vuil zit in zijn kleren.

We weten dat een herder een speciaal beroep is. Hij is altijd buiten op pad, in alle weersomstandigheden, en hij is vaak alleen. Hij heeft geen vooruitzichten op een promotie, carrière maken zit er niet in. Niet echt aantrekkelijk !

In moderne termen uitgedrukt heeft de herder nochtans een interessante opdracht: hij heeft een leidinggevende functie ! 

Zijn leidinggeven gebeurt evenwel op een manier die velen vandaag 'onaangepast' zouden noemen. Ik daag u uit om even stil te staan bij het leidinggeven van de herder. Schapen zijn immers ook levende wezens, die niet zomaar doen we je zegt. Ze hebben niet dezelfde interesses en behoeften als de herder. Ze spreken een andere taal. Ze hebben ook angst als er gevaar dreigt, en hebben rare manieren om kenbaar te maken wat ze willen. Dit zijn allemaal kenmerken die we ook bij de mensen terugvinden...

Hoe moet je dit als herder aanpakken ? Welk soort leiderschap moet een herder hier hanteren ?

Een herder ruikt naar zijn schapen, hun vuil zit in zijn kleren. Deze zin drukt de grote betrokkenheid uit van de herder met zijn schapen. Wat hij juist allemaal doet met zijn schapen hangt af van de situatie. Maar deze zin drukt wel uit wat de ingesteldheid is van de herder. Het is een fundamentele levenshouding.

Het is een levenshouding die niet alleen kenmerkend is voor herders, maar eigenlijk ook kenmerkend zou moeten zijn voor alle mensen! Niet enkel in leidinggevende situaties, maar in elke omgang met andere mensen.

Maar dat is zeer moeilijk ! Welk een opdracht is het niet om voor jezelf toe te laten dat 'het vuil' van een andere mens in jouw kleren zit. Al was het maar van één andere mens. Je man, je vrouw, je kind...

Is dat een opdracht ? Of een vreugde ? Het is voor velen trouwens al erg moeilijk om het eigen ‘vuil’ te ruiken...

De herder is uit ons blikveld verdwenen. Jammer, want zijn stijl van omgaan met schapen is inspirerend. We kunnen natuurlijk vinden dat mensen totaal niet te vergelijken zijn met schapen...

zondag 3 mei 2009

Muzen en monsters

Deze week kwam er een blog van Havi Brooks in mijn inbox getiteld 'A very, very short guide to interacting with monsters'. Monsters - een ander woord voor de spoken die je 's nachts wakker houden (of wakker maken), of voor de kwelduiveltjes die je overdag voortdurend influisteren wat je toch zeker niet mag doen. Soms zijn het ook die kleine tirannen die je verplichten om in boosheid te ontvlammen als de goede zaak en de hogere waarden in gevaar blijken te zijn.

Iedereen heeft er wel enkele, hopelijk van de kleinere soort die slechts 'onaangenaam' zijn, voor zichzelf of voor de omgeving. In zes stukjes schrijft Havi over haar methode om met monsters om te gaan:
    1. It's not a big deal that they exist. Tell them that.
    2. Your monster always needs something from you.
    3. Don't give your monster cookies unless you know he likes them.
    4. There are ways to find out what your monster needs.
    5. Don't forget to tell your monster what you need.
    6. If you don't know what to do with your monster, just wait.
    Ik raad natuurlijk aan om haar volledige tekst te lezen, dit is maar een samenvatting.

    Ik vind het knap van Havi dat ze de kwelduivels - monsters - terug een naam geeft. Méér dan dat zelfs, ze geeft hen een eigen, apart bestaan. Mijn angst en mijn boosheid zijn geen deel van mij, ze zijn niet van mij zoals mijn hoofd of mijn voeten. Ze bestaan wel, en vinden het blijkbaar nodig om voortdurend bij mij te zijn. 

    Er was een tijd dat engelen en duivels nog deel uitmaakten van de mensheid. Waarschijnlijk was dat vóór de wetenschap en de verlichting enkele honderden jaren geleden beslisten dat de mens het centrum van de wereld was, dat muzen en monsters slechts verzinsels waren, dat de mens zelf verantwoordelijk is voor zijn daden en gedachten.

    Een besluit dat een ongelofelijke vooruitgang teweeg gebracht heeft. De mens kan zijn lot zelf in handen nemen, het zijn niet de engelen en de duivels die zijn pad bepalen. Goed, maar...

    Op die manier kwam er wel een zware last op de schouders van de mensen. Je bent niet alleen verplicht om je leven zo goed mogelijk te leven, maar bovendien ben je zelf verantwoordelijk voor al het goede en kwade in je leven.  Wie succes heeft, heeft dat zelf bewerkstelligd.  Wie pech heeft, heeft dat zelf bewerkstelligd. Wie succesvol wil worden, moet daar zelf voor zorgen. Wie niet in de goot wil terechtkomen moet zelf de handen uit de mouwen steken. 

    Een totaal ander wereldbeeld ! In de oude visie moest de mens alles maar ondergaan, in de nieuwe visie is de mens zelf verantwoordelijk.

    Geen van beide is volledig juist of verkeerd natuurlijk. In de film hierna vertelt schrijfster Elizabeth Gilbert over het succes dat haar overkomt met haar boek 'Eat, Pray, Love'. In welke mate is ze zelf verantwoordelijk voor dit succes, vraagt ze zich af. Het is verlammend te denken dat je zelf volledig je succes in handen hebt. Ben je een genie, of 'heb' je een genie ?



    Ergens in de film zegt Gilbert dat het belangrijk is dat je je werk zo goed mogelijk doet. Elke dag opnieuw. Als dan de muze komt, fijn ! Als de muze niet komt, ook goed. Maar je kan de muze niet dwingen. Doe je werk, en laat de rest je maar overkomen. De muze is niet van mij, de muze is soms bij mij. Niet omdat ik het wil.

    Zoals de monsters, ze zijn niet van mij, ze zijn soms bij mij. Ik kan het niet kiezen.

    Allebei, muze en monster, hebben ze onze dagelijkse aandacht nodig. Ze werken wel omgekeerd. Als de muze van mij geen aandacht krijgt, dan zal ze niet graag bij mij komen. Als het monster van mij geen aandacht krijgt, dan zal het niet graag bij mij weggaan.