dinsdag 30 augustus 2011

Inschrijvingsgeld

Morgen gaan de schoolpoorten weer open, we zullen het geweten hebben. De kranten staan de laatste dagen vol met opinies van geleerde mensen over het onderwijs. Die van André Oosterlinck was opvallend: studenten kiezen te weinig voor ingenieur, wetenschappen, wiskunde, chemie. Ze kiezen te veel voor de zachte richtingen. Misschien kan voor de 'harde' richtingen het inschrijvingsgeld verminderd worden, zelfs wegvallen ?

De rector van de universiteit van Leuven reageerde afwijzend. In De Standaard van vandaag trekt Nikolas Cloet (Docent Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende) de zaak een beetje verder open.
Mogen economische overwegingen ons ertoe aanzetten studenten in een richting te duwen die niet hun eerste keuze is?
Ik ben ook van mening dat 'economische overwegingen' een te smalle basis zijn om een studierichting te kiezen. Krijgt het economische aspect - volgens mij verhullende taal voor later veel geld verdienen - nu ook in het onderwijs een zeer grote nadruk ? Cloet schrijft verder:
Als een student vrijwillig kiest voor een 'zachte' opleiding, en er bewust voor kiest om werkzekerheid, een hoog loon en pakweg een bedrijfswagen links te laten liggen, zegt dat dan niet genoeg? ...

Ik gruw van het idee dat wij alleen maar studenten moeten klaarstomen voor het bedrijfsleven. Ik ben docent omdat ik ervan hou om studenten te leren nadenken. Om hun inzichten bij te brengen. Om ze een algemeen kader en een ruime blik mee te geven. ...

Het kan niet zijn dat ons onderwijssysteem de broek laat zakken voor een voorbijgaand economisch fenomeen. Sjacheren met inschrijvingsgelden om studenten in een bepaalde richting te lokken kan geen optie zijn.
Onderwijs is voor het leven. Het leven is veel méér dan alleen werken. En het werken is veel meer dan vooral geld verdienen. Het is bijgevolg een kortzichtige gedachte om louter economische en financiële overwegingen te hanteren in het onderwijsaanbod.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

maandag 29 augustus 2011

Wenen

Op 1 september 2006 krijgt Christiane Singer vreselijk nieuws te horen. Ze is 63 jaar en al enkele maanden in slechte gezondheid. Een jonge dokter zegt "met koude ogen" dat ze nog slechts zes maanden te leven heeft.

In haar boek "Une vie pour se mettre au monde" schrijft Marie de Hennezel hoe iedereen op zo'n boodschap ontkennend reageert. Christiane Singer ook, ze leest verder in haar boek. Het is maar pas als haar man en zoon thuiskomen en helemaal ondersteboven zijn van het nieuws, dat ze zich eindelijk iets realiseert.
C'est dans leurs larmes que je dérape. Et nous pleurons, nous pleurons, nous pleurons. Ensemble.
Marie de Hennezel vraagt zich daarbij af hoe het komt dat wij het zo moeilijk hebben om onze emoties met mekaar te delen. We hebben angst om samen te wenen, zegt ze.
On a peur de pleurer ensemble. Or le fait de pleurer ensemble scelle un pacte de non-abondon. Jamais on n'abondonne quelqu'un avec lequel on a partagé une émotion douloureuse.
Ze vertelt hoe Christiane Singer beslist om geen verzet te voeren en om alles te leven wat er te leven valt. Het is wat het is. In die laatste zes maanden schrijft ze een boek - ze was auteur van bijna twintig boeken - Derniers fragments d'un long voyage. Het is volgens Marie de Hennezel een indrukwekkend relaas over pijn en wanhoop, en toch grote vreugde en geluk.

Over de troostende woorden die mensen zo onhandig willen zeggen schrijft Christiane Singer hoe ze meer kwaad dan goed doen:
Toute consolation est une injure dans la virulence du deuil. ... Je craignais les mots qu'on ne manquerait pas de me dire, ces mots maladroits que l'on cherche pour consoler et qui font plus de mal que de bien.
Marie de Hennezel beaamt:
La seule chose qu'une personne blessée peut recevoir, n'est-ce pas la présence humble, qui reste là sans dire, assumant son impuissance ?
Opnieuw moet ik denken hoe Job, getroffen door alle mogelijke rampspoed, gesteund wordt door zijn vrienden :
Zeven dagen en zeven nachten bleven ze naast hem op de grond zitten zonder iets tegen hem te zeggen, want ze zagen hoe vreselijk hij leed. (Job 2,13)




Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

zondag 21 augustus 2011

Binden en ontbinden

Vandaag krijgt Petrus te horen : wat je op aarde bindt zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn. (Mt 16, 19)

Jezus spreekt zowel over het verbinden als over het ontbinden. Maar in christelijke middens wordt er doorgaans meer aandacht besteed aan het 'verbinden', omdat liefde - zo centraal in het christendom - eerder met verbinden dan met ontbinden zou te maken hebben. Het ontbinden daarentegen heeft een negatieve bijklank, van pijn, lijden, ruzie en afkeer.

Het woord ontbinden, uiteenhalen, scheiden, is al aanwezig in de eerste zinnen van de bijbel. Het is de manier waarop God de wereld schept. God scheidde het licht van de duisternis. Hij scheidde het water dat in de lucht is van het water dat op de aarde is. Hij maakte de zon en de maan en de sterren, om het licht van de duisternis te scheiden. (Gn 1, 3 e.v.) Scheiden, uiteenhalen, is een wezenlijke manier om iets tot leven te brengen, om leven mogelijk te maken.

Als mens weten we hoe elk kind in de moederschoot groeit en letterlijk verbonden is met de moeder. Maar bij de geboorte moet er - ook letterlijk - een scheiding gebeuren, een doorknippen van de streng. Het leven in het water houdt op, er begint nieuw leven met adem.

Het opgroeien van de kinderen naar volwassenheid is een heel proces van meer en meer op eigen benen staan, in elke betekenis. Op vele vlakken worden banden stilletjes aan losgemaakt. Dit is een levengevend proces, dat echter vaak met pijnlijke spanningen gepaard gaat.

In het leven van Jezus is daar ook even sprake van als hij met zijn ouders op twaalfjarige leeftijd voor het paasfeest in Jeruzalem was. Zonder zijn ouders te verwittigen bleef hij daar achter in tempel bij de rabbi's om naar hen te luisteren en vragen te stellen. Toen zijn ouders hem daar vonden – eindelijk, na drie dagen – zegden ze hem : Kind, hoe kon je ons dit aandoen, wij waren je kwijt en waren ongerust. (Lc 2, 48)

Jezus was heel zeker goed vertrouwd met situaties in gezinnen waar de banden te knellend zijn. Zijn verhaal over 'de verloren zoon' wordt soms genoemd onder de titel 'parabel van de goede vader'. Maar als we het verhaal herlezen kunnen we ons afvragen hoe het feitelijk zat met de relatie tussen die vader en zijn twee zonen. Waarom heeft de jongste zoon gevraagd om zijn deel van de erfenis al te krijgen ? Hij kon niet wachten tot zijn vader werkelijk dood was, hij moest al het geld nu al hebben. Hij wilde zijn vader eigenlijk dood...

De oudste zoon had ook een verwrongen relatie met zijn vader. Als er voor zijn broer die terugkomt een feest wordt aangelegd, dan is hij woedend op zijn vader. Ik dien u nu al zoveel jaren en nooit heb ik een gebod van u overtreden, maar mij hebt u nog nooit een bokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. (Lc 15, 29)

De relatie tussen de vader en zijn zonen moet dus niet gemakkelijk geweest zijn. Zijn zonen verstikten in het huis, en elk reageerde op zijn manier op die verstikking.

Waarom was die vader zo ? Misschien omdat er geen sprake is van een moeder ? Misschien zou het niet zo gelopen zijn moest er een moeder in het verhaal geweest zijn. Moeders hebben meer aan de lijve meegemaakt dat scheiden, loslaten en vrij maken noodzakelijk zijn om echt leven mogelijk te maken. Bovendien zou het anders-zijn van een vrouw de zonen geholpen kunnen hebben om hun eigen anders-zijn op een meer normale manier te laten ontwikkelen.

Elke mens heeft een eigen taak en betekenis in het leven. Het is de taak van elke mens om te worden wie hij eigenlijk is, te worden wie hij ten diepste is, in volle waarheid. Het is nooit de bedoeling om te worden 'zoals mijn vader', of 'zoals mijn moeder'. Het is een lange en moeilijke weg, want het is niet eenvoudig om te weten wat ons werkelijke zelf is.

Ons samenleven als mensen met mekaar heeft als belangrijkste doel om dit bij mekaar mogelijk te maken, om mekaar aan te moedigen, uit te dagen, te helpen en te ondersteunen om volledig mens te worden in die aparte, unieke betekenis.

Dan gaan we geen naasten aan ons binden, opdat ze zouden worden wat wij willen. Maar dan gaan we onze naasten loslaten, opdat ze zouden kunnen worden wie ze wezenlijk zijn.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

dinsdag 16 augustus 2011

Les "jeunes" de 90 ans

Het is beter niet te lang te wachten om te leren hoe je oud moet worden. En dat is niet hetzelfde als proberen zo lang mogelijk jong te blijven. Dat is nochtans wat de reclame ons suggereert.
Ouder worden is in een bepaalde periode van ons leven misschien nog niet zo moeilijk om te aanvaarden, maar oud zijn... dat is andere koek. Daar zien heel wat mensen erg tegenop.

De vakantie is volgens mij een ideale periode om alvast wat te oefenen. Gaan werken moet niet, vroeg opstaan evenmin, je kan voluit doen wat je wil. Deze vakantie had ik dus tijd genoeg om lang te snuisteren in een boekenwinkel in Dijon. Pocketboekjes zijn in Frankrijk waanzinnig goedkoop, en ik vond zo het boekje "Une vie pour se mettre au monde" van Marie de Hennezel en Bertrand Vergely. Prijs ? Zes euro...

De Hennezel heeft al heel wat gepubliceerd over ouder worden en dit is haar meest recente boek. Op bladzijde 16 van het boek schrijft ze hoe oud zijn geen kwelling hoeft te zijn, integendeel. Ze zegt dat we allemaal wel enkele oude mensen kennen die wél op een mooie manier oud zijn geworden, en dat die allemaal volgende kenmerken hebben :
Les "jeunes" de 90 ans ne se plaignent jamais de leurs maux ou de leur situation. Ils prennent la vie du bon côté, et vivent au présent, même s'ils continuent d'avoir des projets. Ils sont tournés vers les autres, qu'ils observent avec bienveillance, sans jugement, faisant preuve d'une curiosité inouïe. Ils s'intéressent au monde, aux plus jeunes qu'ils écoutent, non pour leur faire la leçon ni tenter de leur faire part de leur expérience, mais pour les encourager dans ce qu'ils font. Ils restent créatifs, passionnés. Ils sont gais, joyeux, capables d'émerveillement. Ils ne s'ennuient pas, même et surtout lorsqu'ils ne font rien, car on a le sentiment que le seul fait d'être, de respirer, de contempler, de savourer le moment présent suffit à remplir leur existence. Bref, ce sont des personnes auxquelles on a envie de ressembler dans le grand âge.
Oud worden, zonder oud te zijn, het hoeft geen utopie te zijn, schrijft Marie de Hennezel.

Oef, nu nog verder lezen zodat ik op zijn minst in theorie al een beetje weet hoe ik het kan aanpakken...


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :