zaterdag 26 mei 2012

Alles onder controle ?

Controle is een woord dat veel gebruikt wordt. We houden van controle. We hebben graag controle over de dingen, over ons leven, over wat er rondom ons gebeurt. Wat ontsnapt aan onze controle beangstigt ons want het bezorgt ons onzekerheid en twijfel.

De vooruitgang in wetenschap en techniek heeft ons de middelen gegeven om steeds minder afhankelijk te zijn van toeval en onzekerheid. De behoefte aan controle is zeker een stuwende kracht in deze vooruitgang. We hebben steeds meer greep op wat er in de wereld en rondom ons gebeurt. We hebben alles netjes onder controle. Onverwachte gebeurtenissen duiken soms nog wel eens op, maar we slagen er steeds beter in om ook die onder controle te krijgen. Als er dan toch iets voorvalt dat niet past in het plaatje dan heeft meestal wel iemand ergens een fout gemaakt.

Is dat allemaal wel zo nodig, die drang om alles te controleren ? Het tegenovergestelde van controle is vertrouwen. Wie vol vertrouwen door het leven gaat heeft nauwelijks behoefte om alles te controleren. Die gaat er van uit dat er normaal gezien niets zal verkeerd lopen, dat het allemaal wel goed komt.

Uiteraard wordt het vertrouwen soms beschaamd, de wereld is immers niet perfect. Voor vele mensen is dat een voldoende reden om het vertrouwen opzij te schuiven en controlerend door het leven te gaan.

Ik lees momenteel het boek "Ik dus naar Compostela. Jong geweld op zoek naar een uitweg" van Phara de Aguirre en Stefaan Vermeulen. Het boek vertelt het verhaal van de jongeren die in de laatste dertig jaar met een begeleider te voet naar Compostela zijn gegaan. Jongeren die van de regen in de drop zijn gesukkeld, met plaatsing en jeugdrechter en gesloten instelling totaal op een verkeerd spoor geraakt zijn. Oikoten biedt hen een kans om de bocht te nemen. De tocht van 1983 die door de BRT gefilmd is heb ik toen op de televisie gezien.

Elke tocht is anders, want elke jongere is anders en elke begeleider is anders. Een begeleider die zes tochten heeft meegestapt vertelt:
Bijvoorbeeld de vraag 'Wat gaan we eten?' Dat was tijdens die wintertocht. Na een tijd trokken wij ons daar niks meer van aan. Als we geen eten hadden, hadden we geen eten. Zoiets. En een plek om te slapen? Pff, daar trokken wij ons ook niks van aan. Maar zo'n plek was er altijd, zelfs als we niet zochten. Want je kunt vertrouwen op de omgeving. (...)
Na een tijd kregen de gasten ook dat vertrouwen dat het goed kwam. Dan vroegen ze niet meer 'waar gaan we slapen?' en 'hoe gaan we aan eten geraken?' We hoorden eens rond: 'Is hier een winkeltje? Nee? Geen winkeltje? Ah nee, wel wel.' En dan zag je wel wat er gebeurde.
Een tocht naar Compostela is niet hetzelfde als het runnen van een huishouden of een bedrijf. Maar waarschijnlijk zijn onze zorgen en bekommernissen vandaag veel groter dan nodig is, en zouden we niet misstaan met een grotere dosis vertrouwen. Kiezen tussen controleren of vertrouwen, dat is kiezen tussen angst of vreugde. Of vindt u dat het toch net andersom is: controle geeft zekerheid, vertrouwen onzekerheid?


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

vrijdag 25 mei 2012

Waardevolle nutteloosheid

Heeft het zin om nutteloze zaken te bestuderen ? Een vraag die Rik Torfs zich stelt in De Standaard van 24 mei. In zijn vakdomein - kerkelijk recht en aanverwanten - noemt hij enkele voorbeelden. Ik citeer ze graag om u uit te dagen even na denken over nuttigheid.
  • het concilie van Bazel vanaf 1431
  • Joseph de Maistre (1753-1821)
  • het vormsel in de eerste helft der vijfde eeuw
Ik herinner me dat een gelijkaardige lijst te vinden was op de beginpagina's van het boek Max Havelaar van Multatuli.

Torfs zegt:
Nuttige kennis kan nutteloos worden. Wie in de jaren zeventig een held was met ponskaarten of stencilmachines weet waarover ik spreek. Nutteloze kennis daarentegen blijft nutteloos. Niemand neemt ze je af.
Nuttige kennis is vaak maar tijdelijk nuttig. Ik heb computertalen geleerd waar geen hond nog interesse voor heeft. De cursussen recht heb ik jaren geleden in de vuilbak gekieperd. Wetgeving verandert elke dag.

Dit lijkt mij een uitdaging voor ons onderwijs. Niet alle kennis die aangeleerd wordt moet nuttig zijn. Zeker niet als we 'nuttigheid' voornamelijk in economische betekenis opvatten - hoeveel het kan opbrengen.

Maar misschien is er geen andere weg om tot enige wijsheid te komen. Veel nuttige kennis vergaren om later te beseffen dat een groot deel nutteloos is. En hopelijk ook wat nutteloze kennis geleerd hebben die later zeer waardevol blijkt te zijn.



Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

dinsdag 22 mei 2012

Wanneer de democratie onder druk staat

Voor wie aan de macht wil komen is een democratisch systeem het best denkbare. Eénmaal je aan de top zit zijn verkiezingen plots minder leuk. Ik denk dat Sarkozy daar meer kan over vertellen.

Verkiezingen kunnen de kaarten grondig door elkaar schudden. Als machthebber kan je de kiezers trachten te overtuigen om het huidige beleid te ondersteunen. Een veelgebruikt procédé is dan om de kiezers duidelijk te maken dat een ander beleid tot grote onzekerheid en achteruitgang zal leiden. Zeggen dus dat er geen alternatief is voor de koers die gevolgd wordt.

In De Standaard vult Joost Vandecasteele vandaag een hele column over deze vaak voorkomende werkwijze. Het is niet omdat men geen alternatief kan bedenken, dat er geen alternatief is, zegt hij.
Net zoals we decennialang geen alternatief zagen voor het steunen van Arabische dictators, want dankzij hen werden onze kusten iets meer gevrijwaard van halfdode Afrikaanse vluchtelingen. (...) Zo wordt het neoliberalisme ons als kiezer en consument als een voldongen feit gepresenteerd, met een garantie op totale chaos en anarchie mocht het ooit mislukken. Met dezelfde stelligheid verklaren burgemeesters dat geweld gewoon bij een stad hoort, alsof Singapore niet bestaat. Op dezelfde manier wordt dit Europa opgevoerd als het enige denkbare verbond en wordt elke Griek die dat dictaat niet aanvaardt, afgeschilderd als een wanhopige idioot.
Het is inderdaad opvallend dat in tijden van crisis zoals vandaag, veel meer dan vroeger de verschillende opvattingen over het best mogelijke beleid scherp worden afgelijnd. Elk vindt dat er maar één waarheid is. Zelfs de economen zijn in een tweetal duidelijk gescheiden kampen verdeeld. De enen leggen vooral de klemtoon op besparingen, de anderen zijn daar vlakaf tegen en vragen aandacht voor groei en financiële ondersteuning. Een zelfde scheidingslijn zit er ook tussen de landen in de eurozone.

De argumenten over en weer worden breed uitgesmeerd, maar wat in het oog springt is de hardnekkigheid waarmee elke groep zijn gelijk verdedigt en de opvattingen van de andere groep voorstelt als totaal onverantwoord tot soms ronduit misdadig.

Elke inwoner van Europa die een beetje naar school is geweest weet ondertussen al lang dat er geen mirakeloplossing bestaat, en dat de beste weg waarschijnlijk een evenwichtig en rechtvaardig mengsel is van de twee richtingen, bezuinigen en ondersteunen. De waarheid is nooit wit-zwart. De realiteit is veel te complex om met simpele remedies aan te pakken.

Wat we wel opmerken is het feit dat er van de situatie misbruik gemaakt wordt. Wie er altijd al warmpjes in zat en zich blauw ergerde aan de 'profiteurs' ziet immers zijn kans schoon om de parabel van de krekel en de mier nog eens boven te halen, de solidariteit af te bouwen en de zwakkeren terug op hun 'terechte' plaats weg te duwen.

Joost Vandecasteele heeft er naar het einde van zijn column een goede remedie voor:
En als de ultrarijken toch altijd op zoek zijn naar een nog beter fiscaal paradijs, laten we dan stoppen met te knielen voor hen middels onmogelijke belastingvoordelen en hen lokken met maatschappelijke en culturele voordelen. Zoals een volwaardige euthanasiewetgeving.
Ik veronderstel dat deze conclusie niet uitmunt in fijngevoeligheid. Maar dat is tegenwoordig mainstream.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

vrijdag 18 mei 2012

Zoveel mogelijk doen

'Nummer drie'. Dat was de begroeting die ik deze morgen van Christian kreeg, de man die in ons gebouw aan het onthaal zit. Ik was vanmorgen nochtans later dan anders op het werk aangekomen. Brussel was stil. Slechts enkelen zouden op deze brugdag tussen Hemelvaart en het weekend komen werken. Zelfs de banken en de scholen hebben vrijaf. Gelukkig was ik helemaal niet de laatste die zou opdagen.

Waarschijnlijk is dit dus een uitgelezen moment om over ons drukke leven te spreken. In De Standaard van vandaag wijdt Lorin Parys er een hele column aan. We zijn altijd druk bezig, of beweren dat tenminste, mogelijk om ons af te schermen van bijkomende opdrachten. Drukdoenerij, soms zelfs tijdens de vakantie, het is een beetje aanstellerij. Parys schrijft :
In essentie zijn er maar twee verklaringen voor mensen die het altijd druk hebben. Of ze hebben moeite om de juiste prioriteiten te stellen waardoor ze steeds tijd te kort hebben. Of ze zijn gewoon slecht in het afhandelen van hun werk binnen een redelijk tijdsbestek.
Inderdaad, een drukbezet man is slechts op het eerste gezicht een geslaagd persoon. Het nieuwe - of eeuwenoude - ideaal is de vrouw of de man die wél tijd heeft. Iemand die zich de vrijheid verworven heeft om tijd te hebben om te werken, om tijd te hebben voor een feest op zondag met de familie en om voor te lezen voor de kinderen. Die zich de ruimte en de tijd heeft gecreëerd om te kunnen studeren, te schilderen of bergen te beklimmen, om muziek te maken of lange wandelingen, om plannen uit te werken voor de tuin of voor de parochiale vereniging.

Je kan een hond zot maken door een stok in de verte te gooien die hij dan in alle haasten zal terugbrengen. Zoiets kan ook ons lot zijn. Maar er is meer mogelijk, ook al weten we dat niet zomaar. Het vraagt leertijd, probeertijd, oefentijd. Studeren en oefenen leiden tot de nodige kennis en vaardigheid (en wijsheid) om meer te doen dan achter een stok aan te rennen.

Mettertijd moeten we ook leren om onze gulzigheid te matigen. Gulzigheid om zoveel mogelijk te werken, gulzigheid om zoveel mogelijk bergen te beklimmen of te feesten. Die matiging is waarschijnlijk het moeilijkste. Hoe meer we kunnen, hoe meer vrijheid we hebben, des te meer willen we ook doen, bouwen, realiseren, hebben, verdienen, krijgen.

Gelukkig is er af en toe een feestdag, en soms een brugdag. Om te overwegen wat we met onze tijd zullen aanvangen. Om te overwegen wat er mis zou kunnen zijn met zoveel mogelijk proberen te doen.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

woensdag 16 mei 2012

Vrienden ? Nee.

De memoires van Jean-Luc Dehaene zijn gisteren voorgesteld. Een kanjer van een boek, 958 blz. Het voordeel van een dik boek is dat de foto van de auteur ook nog groot op de rug kan staan.

Memoires schrijven doe je als je oud bent. Je moet een leven hebben om op terug te blikken. En er moet een zekere afstand zijn, een periode van bezinken alvorens eraan te kunnen beginnen. Het stof moet gevallen zijn. De wezenlijke lijnen moeten zichtbaar geworden zijn. Mogelijk is het te gewaagd om te wachten met schrijven tot het inzicht zover is gekomen, en loop je de kans geen pen meer te kunnen vasthouden. Allicht is de vreugde van de schrijver groter als de publicatie van zijn memoires nog bij leven gebeurt. Toch maar niet te lang wachten met die memoires dus, ook al zou men je vanaf dan voor de voeten kunnen gooien dat je leven bijna afgelopen is. Ieder is de regisseur geworden van zijn eigen leven.

In een interview met De Tijd krijgt Dehaene volgende vraag:
U werkt erg pragmatisch. Hebt u dan geen vrienden in de politiek?
Dehaene: 'Vrienden, nee. Dat komt omdat je in een extreem concurrentiële omgeving zit. Altijd blijft een stuk terughoudendheid en achterdocht bestaan. Je vraagt je altijd af: hoe positioneert hij zich tegenover mij? En daar houd je altijd rekening mee. En dat is niet wat ik zou omschrijven als echte vriendschap. In andere concurrentiële sferen, zoals de universiteit of de administratie, geldt dat ook. Ik denk dat je daar moeilijk tot vriendschap kunt komen.'
Het lijkt mij niet mogelijk om op het werk iedereen tot vriend te hebben. Maar helemaal geen vrienden hebben op mijn werk zou voor mij hoegenaamd geen aantrekkelijke gedachte zijn.

Het antwoord van Dehaene staat in schijnbaar schril contrast met wat hij in De Standaard zegt:
Mijn boek heeft een rode draad: de manier waarop mensen in vertrouwen met elkaar kunnen omgaan, blijft van onschatbare waarde om resultaten te boeken. Steeds heb ik erover gewaakt dat er zich een gezond ploegspel kon ontwikkelen, dat persoonlijke concurrentie werd vermeden.
Concurrentie is een basisinstelling van Dehaene. Herlees de twee citaten en zoek het woord. Hij staat concurrentieel in de wereld en bekijkt ook elke omgeving waarin hij werkt met die bril. Hij zal elke situatie op die manier inschatten en aanpakken. De mensen waarmee hij omgaat zal hij steeds op die manier benaderen.

Anderzijds zegt hij dat bij zijn naaste medewerkers die concurrentie niet mag bestaan. En hij benadrukt dat resultaten slechts mogelijk zijn waar mensen in vertrouwen met elkaar kunnen omgaan.

Dehaene beseft dat vertrouwen tussen mensen - afwezigheid van concurrentie en achterdocht - de enige weg is om resultaten te boeken. Maar voor zichzelf kan hij die stap niet zetten. Die zwakheid durft hij zich niet veroorloven. Hij beschouwt dat waarschijnlijk als zijn sterkte. Tant pis voor de vrienden.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

dinsdag 15 mei 2012

Is een Rerum Novarum nog actueel ?

Donderdag hebben we een vrije dag, het is dan Hemelvaartsdag. Tegelijk ook viert de Christelijke Arbeidersbeweging Rerum Novarum. Rerum Novarum is een encycliek die in 1891 door Paus Leo XIII is geschreven en waarin enkele krachtlijnen staan van de sociale leer van de kerk. Het ongebreideld kapitalisme wordt erin veroordeeld, en het bevat ook een pleidooi om vakbonden te vormen.

Vandaag krijgt Patrick Develtere in De Standaard het woord, hij is de voorzitter van het ACW. Zijn blik is bezorgd, zijn wenkbrauwen staan gefronst. Met de ondergang van Arco en Dexia heeft de Christelijke Arbeidersbeweging een pak geld verloren, en is er ook een inkomstenstroom opgedroogd. Ik ken geen details, maar ik veronderstel dat dit wel een effect zou kunnen hebben op de werking (personeel en activiteiten) van een aantal takken in de beweging.

Hoe is het zover kunnen komen?

Het is niet moeilijk om achteraf  slimme Jan te spelen. Na de feiten is alles plots eenvoudig en evident. Daniel Kahneman schrijft in zijn boek 'Ons feilbare denken' een gans hoofdstuk over achterafkennis, om te besluiten dat het onmogelijk is om de toekomst te voorspellen. Zich deze bescheidenheid en oplettendheid eigen maken is uiterst moeilijk.

Ik kan uit persoonlijke ervaring spreken dat geld het denken en het gedrag van mensen sterk beïnvloedt. Zelfs in de meest katholieke en conservatieve middens werd tien jaar geleden afkeurend neergekeken op het veilige en eenvoudige sparen in overheidsobligaties of spaarboek. Het was toen bijna onverantwoord - slecht huisvaderschap - om het spaargeld van de beweging, groot of klein, op die manier te beheren. In zaken van geld moest op de meest creatieve wijze gezocht worden naar de grootst mogelijke opbrengst.

Ook de vakbewegingen vertoonden en vertonen een gelijkaardig gedrag. Wereldwijd - in België ligt het iets anders - zijn ze nauw betrokken in beleggingen op grote schaal via belangrijke pensioenfondsen waarin ze beheersmandaten hebben.

Ik stel vast dat de financiële crisis ons denken en ons gedrag nauwelijks heeft veranderd. Vandaag vinden we nog steeds dat geld zoveel mogelijk rendement moet opleveren. Hoogstens kiezen we voor een beetje ethisch verantwoord beleggen. Onze houding ten aanzien van geld is ongewijzigd gebleven, geld is nog steeds een levensdoel, een religie. Het is nog altijd het belangrijkste criterium bij het nemen van beslissingen en het maken van keuzes, al wordt het vaak mooi gecamoufleerd met het woord efficiëntie.

Een bank die zich ver weg houdt van speculatie en ook het kleine geld van kleine mensen zorgzaam beheert zou meer dan welkom zijn. De bank van de Christelijke Arbeidersbeweging is op die manier groot geworden. Men zou kunnen hopen dat door de financiële crisis van de laatste jaren een dergelijk alternatief grote kans van slagen heeft. Ik denk evenwel dat het een uiterst moeilijk project zou zijn, want in de geesten van velen is geld toch nog belangrijker dan mensen.

Maar als er één plaats is waar het wel moet lukken, dan is het in de Christelijke Arbeidersbeweging. Het zal zwaar en moeilijk pionieren zijn, het zal naïef, onnozel en belachelijk zijn, en als het succesvol zou worden zal het nóg moeilijker zijn. Het is ooit gelukt. Maar misschien zijn we vandaag collectief te rijk geworden om het roer om te gooien. Waarschijnlijk vrezen we dat er geen geld mee te verdienen valt. Een Rerum Novarum is dus nog actueel.


Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

maandag 14 mei 2012

Een lesje leren

Ik heb nog nooit een gevangenis van binnen gezien. De smalle ingang van de gevangenis in de Begijnenstraat in Antwerpen ben ik nog niet doorgegaan. En bij de kleine burcht met twee torentjes op de Geldenaakse vest in Leuven (zie foto) heb ik zelfs nog nooit halt gehouden. Het zijn geen aantrekkelijke gebouwen. Allicht was dat ook niet de bedoeling. Het zijn strafinrichtingen.

In De Standaard van vandaag staat een interview met Paul Cosyns. Die man kent iets van gevangenissen. Hij is psychiater en is de voorzitter van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen. Deze raad moet toezien of de rechten van de gedetineerden gerespecteerd worden. Paul Cosyns heeft ontslag genomen uit de Centrale Toezichtsraad. Omdat de federale overheid toch niets doet met de opmerkingen van de raad en zelfs de minimale logistieke steun van een secretaris en een werkingsruimte niet geeft.

Kort geleden heeft de raad een vernietigend rapport afgeleverd over de toestand in de gevangenissen. "Een beschamende inbreuk op de menselijke waardigheid", aldus het rapport. Beschimmelde matrassen, geen stromend water of wc, met drie opgesloten in een eenpersoonscel.

Het is een jarenoud probleem. Maar vandaag is het volgens Cosyns op een punt gekomen dat het niet meer slechter kan met die oude gevangenissen. Hij zegt:
De oude gevangenissen moeten dicht. Maar we moeten ons ook de fundamentele vraag durven te stellen wat we in de toekomst met onze veroordeelden willen aanvangen. Wanneer sluiten we iemand op en hoe kunnen we ervoor zorgen dat dit resultaat oplevert?
Cosyns spreekt over onze veroordeelden. Die onze is voor mij een zeer opvallend woord. Ik lees er een grote betrokkenheid in. En een besef dat daarbij een verantwoordelijkheid hoort. Mogelijk zullen maar weinigen het woord onze in de mond willen nemen als het gaat over veroordeelde mensen. Ik denk echter dat er geen ander woord kan gebruikt worden. Ooit worden ze terug vrijgelaten.

Cosyns vraagt ook of het opsluiten van veroordeelden wel een goede oplossing is, of het opsluiten een resultaat oplevert?

Misschien is een bepaalde afzondering nodig voor mensen die gevaarlijk zijn. En schade moet hersteld worden. Maar uiteindelijk moet de vraag gesteld worden wat de zin kan zijn van straffen. Misschien vindt u dat er soms gestraft moet worden. Om een lesje te leren. Ik daag u uit om in uw eigen verleden te onderzoeken wanneer u een straf hebt gekregen die van u een beter mens heeft gemaakt. Of is dat niet de bedoeling?



Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :

vrijdag 11 mei 2012

Dat ik moet leren vliegen

Eén keer per week iets anders doen: met de trein naar het werk. In Haren - een gemeente in het Brussels gewest die toch nog een beetje landelijk is - is er een klein station.

Eigenlijk is het geen station, het is gewoon een perron want er is geen stationsgebouw. Op vrijdag nemen we daar de trein naar het centrum van Brussel. Een stoptrein langs gekende plekken: Bordet, Evere, Meiser, Merode. In Merode stappen we af, naar metro of bus.

Niet ver van het station van Haren is een nieuw gebouw opgetrokken. Het lijkt nog niet helemaal afgewerkt maar is toch bewoond. Vanmorgen ben ik even gaan kijken aan de ingang. "ESPERO" staat er boven de deur.

Op internet vond ik:
Espero wil gezinnen met kinderen met ernstige en chronische gedrags- en emotionele problemen ondersteunen. We zijn een kleinschalig residentieel centrum met 20 plaatsen, gestart in 2006.
We richten ons naar gezinnen uit de regio Brussel-Halle-Vilvoorde.
Espero is één van de zeven centra in Vlaanderen die erkend zijn als observatie- en behandelingscentrum.
We hebben een lagere schoolwerking (6 tot 12jaar) en een adolescentenwerking (12 tot 18 jaar).
Espero betekent 'ik hoop' in het Catalaans en het Portugees. In het Esperanto betekent het 'hoop'. Een mooie naam.

Naast de deur hangt een grote plaat met een reusachtig gedicht. Het is geschreven door de bekende schrijver Bart Moeyaert, speciaal voor Espero vzw.
DE WENS

Wat als het niet de schuld is
van mijn krappe jas. Wat als
de hele wereld past, maar niet
bij mij. Wat als straks blijkt
dat ik al jaren word gemist
in het heelal. Wat zou ik gaten
springen in de lucht. Wat ben
ik buitenaards. Wat mij nog
mooier lijkt is dit: dat ik twee
vleugels van mijn vader krijg.
Dat mijn moeder me verbaast
temidden van een wolk van
veren. Dat brullen wil ik van
ze horen: dat ik moet leren
vliegen met de kleren die ik
draag. Dat mijn schouders
langzaam breder worden en
de wereld weer mijn maat.

De foto hierboven van het gedicht is niet perfect. Ik was gehaast want treinen hebben niet de gewoonte om te wachten voor poëzie. Maar ik denk dat de laatste lijnen van het gedicht mooi genoeg zijn om iedereen uit te dagen: dat ik moet leren vliegen met de kleren die ik draag. Dat mijn schouders langzaam breder worden en de wereld weer mijn maat.

Doe elke week eens een keer iets anders.

PS : dit is blog nummer 300. Daar ga ik vanavond een glas op drinken. 



Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :