Het jaar loopt ten einde, er zijn nog
slechts enkele dagen over. Daarna is het gedaan met 2011, het jaar
komt niet meer terug. We kunnen er nog over vertellen, we hebben nog
herinneringen, maar het is voorbij. Gelukkig weten we dat er dan een
nieuw jaar komt, en we zullen het feestelijk inzetten. Zonder enige
droefenis – doorgaans toch – nemen we afscheid van het oude jaar,
net zoals we zonder enige angst – doorgaans toch – het nieuwe
jaar beginnen.
Het gebeurt echter ook vaak dat we een
periode met spijt afsluiten, of met enige onzekerheid en angst een
nieuwe periode beginnen. De
zomervakantie bijvoorbeeld, als die gedaan is zit er wat treurnis in
mijn hoofd. De jaren van onze schooltijd waren op een dag voorbij. De
eerste werkdag sluit een levensperiode af, met een dosis twijfels
begint een nieuwe tijd. Trouwen is ook zowel het einde van een
periode als een nieuw begin.
Zo zit uiteindelijk ons leven vol met
einde en nieuw begin. We zijn er ons meestal niet van bewust, het
gaat automatisch. Het verandert ons wel telkens weer. We zijn niet
meer het kind dat naar school gaat. We zijn niet meer de jonge snaak
die de wereld verovert. Met ons eerste kind worden we plots vader –
er is niet alleen een nieuw kind, maar ook een nieuwe vader. Een oud
leven is afgeschud, een nieuw leven begint.
Sommige veranderingen beleven we heel
bewust en zijn niet gemakkelijk. De eerste keer dat ik vijf kilometer
kon lopen was ook voorafgegaan door een aantal keren sterven.
De eerste keer op het podium voor de auditie blokfluit was ook
sterven. Sommige
veranderingen zijn bruusk, niet zelf gekozen, en gaan gepaard met
spijt en verdriet over iets dat voorgoed voorbij is of verloren is,
met angst en onzekerheid over hoe het nu verder moet. Iedereen kan er
wel voorbeelden bij bedenken.
Leven is dus haast een aaneenschakeling
van sterven en opnieuw leven, een telkens overstijgen van het
sterven, een proeven van een zekere onsterfelijkheid. Marc de Smedt
citeert in zijn boek Eloge du silence de Roemeense auteur en filosoof
Mircea Eliade:
Si l'on connaît déjà la mort ici-bas, si l'on meurt d'innombrables fois, continuellement, pour renaître à autre-chose, il s'ensuit que l'homme vit déjà ici-bas, sur la terre, quelque chose qui n'appartient pas à la terre, qui participe au sacré, à la divinité, il vit, disons, un commencement d'immortalité, il mord de plus en plus à l'immortalité. Par conséquent l'immortalité ne doit pas être conçue comme une survivance post mortem, mais comme une situation qu'on se crée continuellement, à laquelle on se prépare et même à laquelle on participe dès maintenant, dès ce monde-ci. La non-mort, l'immortalité doit être conçue alors comme une situation-limite, situation idéale vers laquelle l'homme tend de tout son être et qu'il s’efforce de conquérir en mourant et en ressuscitant continuellement.
Misschien kan dit besef
van steeds opnieuw een beetje sterven en nieuw leven ons helpen om op
een rustige manier te kijken naar ons finale eindpunt, dat allicht ook een nieuw begin betekent.
Misschien vind je de volgende teksten ook interessant :